Bekijk hieronder de handleiding van de Jeep Grand Cherokee (2015). Alle handleidingen op ManualsCat.com zijn geheel gratis te bekijken. Via de knop 'Selecteer een taal' kan je kiezen in welke taal je de handleiding wilt bekijken.
Pagina: 1
INLEIDINGGefeliciteerd met uw nieuwe auto van deChrysler Group LLC. U kunt er zeker van zijndat uw auto beschikt over alle karakteristiekekenmerken: nauwkeurig vakmanschap, exclu-sieve styling en hoogwaardige kwaliteit.Dit is een auto die geschikt is voor terreinrijden.De auto kan in omgevingen rijden en verrichtin-gen uitvoeren waarvoor gewone personenauto’sniet bedoeld zijn. De auto stuurt en manoeuvreertanders dan veel andere personenauto’s, zowel opde weg als tijdens terreinrijden, dus neem de tijdom vertrouwd te raken met de auto.De uitvoering met tweewielaandrijving van dezeauto is uitsluitend ontworpen voor gebruik op deweg. Deze uitvoering is niet bedoeld voor ter-reinrijden of voor gebruik in andere veeleisendeomstandigheden waarvoor een auto met vier-wielaandrijving geschikt is.Voordat u met uw nieuwe auto gaat rijden, dientu de gebruikershandleiding en alle bijlagen aan-dachtig te lezen. Zorg ervoor dat u vertrouwdraakt met alle bedieningselementen van deauto en besteed vooral aandacht aan het rem-men, sturen, schakelen en schakelen met detussenbak. Leer hoe uw auto zich gedraagt opverschillende soorten wegen. U zult de autobeter onder de knie krijgen naarmate u meerervaring opdoet, maar zoals bij alle nieuwevoertuigen is het raadzaam om voorzichtig tebeginnen. Tijdens terreinrijden of als u met deauto werkt, de auto niet overbelasten en er nietvanuit gaan dat de auto is opgewassen tegennatuurgeweld. Houd u altijd aan de verkeersre-gels, ongeacht waar u rijdt.Net als voor andere auto’s van dit type geldt dateen onjuist gebruik van de auto ertoe kan leidendat u de macht over het stuur verliest of eenaanrijding veroorzaakt. Lees de “Tips voor rij-den op de weg/ terreinrijden” in “Starten enrijden” voor meer informatie.OPMERKING:Nadat u de gebruikershandleiding hebt ge-lezen, moet deze worden bewaard op eengemakkelijk te bereiken plaats in de auto. Bijverkoop van de auto moet ook deze handlei-ding worden overhandigd.Als u de auto niet op de juiste wijze bedient,kunt u de macht over het stuur verliezen of eenaanrijding veroorzaken.Wanneer u te snel rijdt met de auto of tijdens hetrijden onder invloed verkeert, kunt u de machtover het stuur verliezen, een aanrijding veroor-zaken, van de weg afraken of over de kopslaan. Al deze situaties kunnen leiden tot ern-stig of zelfs dodelijk letsel. Ook als de veilig-heidsgordels niet worden gebruikt, is het risicoop (dodelijk) letsel voor de bestuurder en pas-sagiers groter.Om uw auto in optimale staat te houden, is hetbelangrijk dat u de auto na het verstrijken van deaanbevolen intervallen bij een erkende dealer ofdistributeur aanbiedt voor onderhoud. Deze be-schikt over gekwalificeerde medewerkers, hetjuiste speciale gereedschap en de vereiste uitrus-ting om alle onderhoudstaken uit te voeren.Zowel de fabrikant als de dealers willen dat uvolkomen tevreden bent over uw auto. Wanneereen probleem met betrekking tot het onderhoud ofde garantie niet naar uw volle tevredenheid isopgelost, kunt u dit altijd bespreken met het ma-nagement van uw erkende dealer of distributeur.Uw erkende dealer of distributeur zal u graaghelpen bij alle vragen over uw auto.4
Pagina: 2
WAARSCHUWING OVER DEKOP SLAANTerreinwagens slaan veel vaker over de kop danandere typen auto’s. Deze auto heeft een groterebodemvrijheid en een hoger zwaartepunt danveel andere personenauto’s. De auto levert be-tere prestaties in diverse terreinomstandigheden.Als u onveilig rijdt, kunt u in iedere auto de machtover het stuur verliezen. Vanwege het hogerezwaartepunt kan deze auto, in tegenstelling totandere auto’s, over de kop slaan als de bestuur-der de macht over het stuur verliest.Vermijd scherpe bochten, abrupte manoeuvres enandere onveilige rijhandelingen die ertoe kunnenleiden dat u de macht over het stuur verliest. Als uonveilig rijdt in deze auto, dan kunt u ongevallen enernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Ook kan deauto over de kop slaan. Rijd voorzichtig.Rijden zonder de veiligheidsgordels voor debestuurder en de passagier voorin te gebruiken,is een belangrijke oorzaak van ernstig of dode-lijk letsel. Als de auto over de kop slaat, heefteen inzittende die geen veiligheidsgordel draagtmeer kans op dodelijk letsel dan een inzittendedie wel een autogordel draagt. Draag altijd uwveiligheidsgordel.BELANGRIJKE OPMERKINGDE VOLLEDIGE INHOUD VAN DIT DOCU-MENT IS GEBASEERD OP DE MEEST RE-CENTE INFORMATIE OP HET MOMENT VANPUBLICATIE. WIJ BEHOUDEN ONS HETRECHT VOOR OP ELK MOMENT HERZIENIN-GEN TE PUBLICEREN.Deze gebruikershandleiding is samengesteldmet behulp van specialisten op het gebied vanautotechniek en -onderhoud en bedoeld om uvertrouwd te maken met de bediening en hetonderhoud van uw nieuwe auto. Met dezehandleiding worden een garantieboekje en di-verse klantspecifieke documenten meegele-verd. Lees deze informatie zorgvuldig door. Alsu de instructies en aanbevelingen in deze ge-bruikershandleiding opvolgt, zult u uw auto vei-lig en met veel plezier kunnen gebruiken.Nadat u de gebruikershandleiding hebt gele-zen, dient u deze in de auto te bewaren, zodatu de handleiding eenvoudig kunt raadplegen.Bij verkoop van de auto dient u ook de handlei-ding aan de nieuwe eigenaar te overhandigen.De fabrikant behoudt zich het recht voor wijzi-gingen in het ontwerp en de specificaties aan tebrengen, en/of toevoegingen of verbeteringenin zijn producten aan te brengen, zonder zich openige wijze te verplichten deze aanpassingentevens in eerder gefabriceerde producten aante brengen.Label waarschuwing over de kop slaan5
Pagina: 3
De gebruikershandleiding bevat afbeeldingenen beschrijvingen van de voorzieningen die totde standaarduitrusting behoren of tegen meer-prijs als optie leverbaar zijn. Het is dan ookmogelijk dat sommige voorzieningen of acces-soires die in dit document worden beschrevenof getoond, niet aanwezig zijn in uw auto.OPMERKING:Lees deze gebruikershandleiding voordat umet uw auto gaat rijden, onderdelen of ac-cessoires monteert of andere aanpassingenaan de auto aanbrengt.Gezien het grote aanbod van vervangende onder-delen en accessoires van diverse merken, kan defabrikant niet garanderen dat door montage ofinstallatie van dergelijke onderdelen de veiligerijeigenschappen van uw auto behouden blijven.Zelfs indien dergelijke onderdelen officieel zijngoedgekeurd (bijvoorbeeld door middel van eenalgemene gebruikstoestemming of door construc-tie conform een officieel goedgekeurd ontwerp),of indien na montage of installatie van dergelijkeonderdelen een voertuiggebonden gebruikstoe-stemming is verstrekt, mag niet zonder meerworden aangenomen dat deze onderdelen geenafbreuk doen aan de veilige rijeigenschappen vanuw auto. In dergelijke situaties zijn noch experts,noch officiële instanties aansprakelijk. De fabri-kant aanvaardt uitsluitend aansprakelijkheid in-dien uitdrukkelijk door de fabrikant goedgekeurdeof aanbevolen onderdelen worden gemonteerd ofgeïnstalleerd door een erkende dealer. Dit geldttevens voor aanpassingen die een wijziging in-houden van de oorspronkelijke staat van de voer-tuigen van de fabrikant.Onderdelen die niet door de fabrikant zijn gele-verd, vallen niet onder onze garanties. Daar-naast biedt uw garantie geen dekking voor dekosten van reparaties of aanpassingen als ge-volg van, of noodzakelijk geworden door mon-tage of gebruik van onderdelen, componenten,uitrusting, materialen of toevoegingen die nietafkomstig zijn van de fabrikant. Ook biedt uwgarantie geen dekking voor de kosten voor hetrepareren van schade als gevolg van aanpas-singen aan uw auto die niet voldoen aan despecificaties van de fabrikant.Bij uw erkende dealer zijn originele MOPAR®onderdelen, accessoires en andere door defabrikant goedgekeurde producten verkrijgbaar,inclusief deskundig advies.Wanneer het aankomt op service en onderhoud,is het van belang te bedenken dat uw erkendedealer uw auto niet alleen het beste kent, maarook beschikt over de originele MOPAR® onder-delen en door de fabrikant opgeleide monteurs,terwijl hij er bovendien belang bij heeft dat uvolkomen tevreden bent over uw auto.Copyright © 2014 Chrysler International.HOE GEBRUIKT U DEZEHANDLEIDING?Raadpleeg de inhoudsopgave om te weten inwelk hoofdstuk de informatie staat die u zoekt.Omdat de specificatie van uw auto afhankelijk isvan de bestelde uitvoering, kunnen sommigebeschrijvingen en afbeeldingen verschillen vande uitrusting van uw auto.In de gedetailleerde index, achter in deze hand-leiding, vindt u een volledig overzicht van alleonderwerpen.Raadpleeg de volgende tabel voor een beschrij-ving van de symbolen die mogelijk aanwezigzijn in uw auto of worden gebruikt in dezegebruikershandleiding:6
Pagina: 4
WAARSCHUWINGEN ENAANDACHTSPUNTENDeze handleiding bevat WAARSCHUWINGENvoor handelingen die kunnen leiden tot eenaanrijding of lichamelijk letsel. In de handleidingwordt ook duidelijk aangegeven met welke han-delingen u VOORZICHTIG moet zijn, omdat diekunnen leiden tot schade aan uw auto. Als udeze handleiding niet in zijn geheel leest, kanhet zijn dat u belangrijke informatie over hethoofd ziet. Neem alle waarschuwingen en aan-dachtspunten in acht.CHASSISNUMMER (VIN)Het chassisnummer (VIN) bevindt zich op eenplaatje in de hoek linksvoor op het instrumen-tenpaneel en is van buitenaf door de voorruitzichtbaar. Dit nummer bevindt zich ook rechts-voor op de carrosserie, achter de rechtervoor-stoel. Plaats de rechtervoorstoel naar voren enlicht het accudeksel op om het gestempeldeVIN beter zichtbaar te maken.Het VIN is ook links of rechts in het motorblokgeslagen.OPMERKING:Het is verboden om het chassisnummer(VIN) te verwijderen of te wijzigen.WIJZIGINGEN/AANPASSINGENVAN DE AUTOWAARSCHUWING!Wijzigingen en aanpassingen kunnen de rij-eigenschappen en veiligheid van de auto inernstige mate beïnvloeden en kunnen leidentot ongevallen met ernstig of zelfs dodelijkletsel.Plaats van het VINPlaats van VIN rechtsvoor op carrosserie8
Pagina: 5
2UW AUTO• UW SLEUTELS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11• Keyless Ignition Node (KIN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11• Sleutelhouder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .11• Melding Ignition Or Accessory On (Contactschakelaar opON of ACC) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12• STUURSLOT — INDIEN AANWEZIG . . . . . . . . . . . . . . . . . .13• Handmatig het stuur vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . .13• Het stuurslot ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13• SENTRY KEY® . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .13• Vervangende sleutels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14• Sleutels laten programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14• Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15• PREMIUM ALARMSYSTEEM — INDIEN AANWEZIG . . . . . . . .15• Alarm inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15• Alarm uitschakelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .16• Alarmsysteem handmatig omzeilen . . . . . . . . . . . . . . . . . .17• INSTAPVERLICHTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17• AFSTANDSBEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17• Portieren en achterklep ontgrendelen. . . . . . . . . . . . . . . . .189
Pagina: 6
• Portieren en achterklep vergrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18• Extra zenders programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .18• Batterij van afstandsbediening vervangen . . . . . . . . . . . . . . . .18• Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19• PORTIERVERGRENDELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .20• Centrale portiervergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21• Kinderslot — achterportieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22• KEYLESS ENTER-N-GO™ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .22• RAMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .26• Elektrisch bediende ramen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .26• Windgeruis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28• ACHTERKLEP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .28• Elektrisch bediende achterklep — indien aanwezig . . . . . . . . . .29• VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOOR INZITTENDEN . . . . . . . . . . . . .31• Belangrijke veiligheidsmaatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .31• Veiligheidsgordelsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .32• Airbagsysteem (SRS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .42• Kinderzitjes - Kinderen veilig vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . .52• Vervoer van huisdieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66• AANBEVELINGEN VOOR INRIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66• VEILIGHEIDSTIPS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66• Passagiers vervoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .66• Uitlaatgas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .67• Aanbevolen veiligheidscontroles in de auto . . . . . . . . . . . . . . .67• Veiligheidscontroles buiten de auto . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6910
Pagina: 7
UW SLEUTELSUw auto werkt met een startcontact zondersleutel. Dit systeem bestaat uit een sleutelhou-der met afstandsbediening en Keyless IgnitionNode (KIN).Functie Keyless Enter-N-Go™Deze auto is uitgerust met de functie KeylessEnter-N-Go™ (raadpleeg de paragraaf"Keyless Enter-N-Go™" in het hoofdstuk "Uwauto" voor meer informatie hierover).Keyless Ignition Node (KIN)Met deze functie kan de bestuurder de contact-schakelaar bedienen door op een knop te druk-ken, zolang de afstandsbediening zich in hetpassagierscompartiment bevindt.Keyless Ignition Node (KIN) kan in vier standenworden gezet. Drie van deze standen wordenaangeduid door een label en door een lampjedat gaat branden wanneer de stand is gekozen.Deze drie standen zijn OFF, ACC en ON/RUN.De vierde stand is START. Tijdens het startengaat het lampje RUN branden.OPMERKING:Wanneer de contactschakelaar na het in-drukken van een toets niet reageert, is debatterij van de afstandsbediening (sleutel-houder) mogelijk bijna leeg of leeg. Als dithet geval is, kan de contactschakelaar ookop een andere manier worden bediend. Drukde voorzijde (zijde tegenover de noodsleu-tel) van de sleutelhouder tegen de knopENGINE START/STOP om de contactschake-laar te bedienen.SleutelhouderDe sleutelhouder bevat ook de afstandsbedie-ning en de noodsleutel, die in de achterzijdevan de sleutelhouder is ondergebracht.Met de noodsleutel kunnen de portieren wordengeopend wanneer de accu van de auto of debatterij van de sleutelhouder leeg is. Met de nood-sleutel kan ook het handschoenenkastje wordenafgesloten. U kunt de noodsleutel bij u houden alsiemand anders de auto voor u parkeert.U verwijdert de noodsleutel uit de sleutelhouderdoor de mechanische vergrendeling aan deachterzijde van de houder met uw duim opzij teschuiven en de sleutel vervolgens met uw an-dere hand uit de houder te trekken.Keyless Ignition Node (KIN)11
Pagina: 8
OPMERKING:U kunt de noodsleutel op twee manieren inde slotcilinders steken; het maakt niet uitwelke kant van de sleutel zich aan de boven-zijde bevindt.Melding Ignition Or Accessory On(Contactschakelaar op ON of ACC)Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijlde contactschakelaar in de stand ACC of ONstaat (motor draait niet), klinkt een geluidssig-naal om u eraan te herinneren de contactscha-kelaar uit (in de stand OFF) te zetten. Naast deweergave van dit geluidssignaal verschijnt in deinstrumentengroep ook een melding dat decontactschakelaar in de stand ON of ACC staat.OPMERKING:Met het Uconnect® systeem blijven de scha-kelaars voor elektrische raambediening, deradio, het elektrisch zonnedak (indien aan-wezig) en de aansluitcontacten gedurende10 minuten actief nadat de contactschake-laar in de stand OFF is gezet. Door hetopenen van een voorportier wordt dezefunctie uitgeschakeld. De tijdsduur van dezefunctie is programmeerbaar. Raadpleeg(Uconnect® instellingen( in het hoofdstuk(Het instrumentenpaneel( voor meer infor-matie hierover.WAARSCHUWING!• Neem altijd de sleutelhouder mee uit deauto wanneer u de portieren vergrendeld.• Laat nooit kinderen alleen in een autoachter of in de buurt van een auto die nietis afgesloten.(Vervolgd)Mechanische vergrendeling aan de achterzijdevan de sleutelhouderNoodsleutel verwijderen12
Pagina: 9
WAARSCHUWING! (Vervolgd)• Het achterlaten van kinderen zonder toe-zicht in een auto is om verschillende rede-nen gevaarlijk. Kinderen of derden lopendan het risico op ernstig of zelfs dodelijkletsel. Waarschuw kinderen dat ze niet aande handrem, het rempedaal of de schakel-hendel mogen komen.• Laat de sleutelhouder niet achter in of inde buurt van de auto, of op een voorkinderen bereikbare plaats, en laat hetcontact van een voertuig met KeylessEnter-N-Go™ niet in de modus ACC ofON/RUN staan. Een kind zou de knoppenvan de elektrische raambediening of an-dere schakelaars kunnen bedienen of deauto in beweging kunnen zetten.• Laat nooit kinderen of dieren achter in eengeparkeerde auto bij warm weer. Dewarmte in het interieur kan ernstige ge-zondheidsproblemen veroorzaken en zelfsdodelijk zijn.LET OP!Een niet-afgesloten auto is een uitnodigingvoor dieven. Neem altijd de sleutelhouder uitde auto, zet de contactschakelaar in destand OFF en sluit alle portieren af wanneeru de auto zonder toezicht achterlaat.STUURSLOT — INDIENAANWEZIGUw auto is mogelijk uitgerust met een passiefelektronisch stuurslot. Dit slot zorgt ervoor datde auto niet kan worden gestuurd als de con-tactschakelaar in de stand OFF staat. Het stuur-slot wordt ontgrendeld als het contact is inge-schakeld. Als het slot niet ontgrendelt en deauto niet start, draai het stuurwiel dan naar linksen naar rechts om het stuurslot te ontgrendelen.Handmatig het stuur vergrendelenDraai het stuurwiel een kwartslag in een vanbeide richtingen bij draaiende motor. Zet demotor af en verwijder de contactsleutel. Draaihet stuur een iets in een willekeurige richting tothet wordt vergrendeld.Het stuurslot ontgrendelenSchakel het contact uit en weer in en start demotor.OPMERKING:Als u het stuur naar rechts hebt gedraaid omhet slot te vergrendelen, moet u het stuuriets naar rechts draaien om het te ontgren-delen. Als u het stuur naar links hebt ge-draaid om het slot te vergrendelen, moet uhet stuur iets naar links draaien om het teontgrendelen.SENTRY KEY®De Sentry Key® startonderbreker voorkomt on-geoorloofd gebruik van de auto door derdendoor de motor te blokkeren. U hoeft het sys-teem niet te activeren of in te schakelen. Ditsysteem werkt automatisch, ongeacht of deauto is afgesloten.Het systeem maakt gebruik van een sleutelhou-der met een afstandsbediening die in de fabriekaan de auto is gekoppeld, een Keyless IgnitionNode (KIN) en een draadloze ontvanger om on-geoorloofd gebruik van uw auto te voorkomen. De13
Pagina: 10
auto kan daardoor alleen bediend en gestartworden met sleutelhouders die specifiek voor dedesbetreffende auto zijn geprogrammeerd. Hetsysteem verhindert aanslaan van de motor alseen ongeldige sleutelhouder wordt gebruikt.Nadat de contactschakelaar in de stand ON/RUN is gezet, brandt het controlelampje van hetalarmsysteem gedurende drie seconden vooreen gloeilampcontrole. Als het lampje na dezegloeilampcontrole blijft branden, is er sprakevan een storing in het systeem. Als na degloeilampcontrole het indicatielampje blijft knip-peren, geeft dat aan dat iemand een valsesleutelhouder heeft gebruikt om de motor testarten. In beide situaties wordt de motor natwee seconden uitgeschakeld.Als het controlelampje van het alarmsysteemgaat branden tijdens normaal gebruik van deauto (nadat deze langer dan 10 seconden heeftgereden), duidt dat op een storing in het sys-teem. Laat in dat geval de storing zo snelmogelijk verhelpen door een erkende dealer.LET OP!• U mag de startonderbreker niet wijzigen ofaanpassen. Door wijzigingen of aanpas-singen kan de beveiligingsfunctie van destartonderbreker verloren gaan.• De Sentry Key® startonderbreker is nietcompatibel met sommige afstandsstart-systemen die als accessoire in de handelverkrijgbaar zijn. Dergelijke systemen kun-nen startproblemen veroorzaken en destartblokkering van de auto belemmeren.Alle sleutelhouders die met uw nieuwe auto zijnmeegeleverd zijn geprogrammeerd voor deelektronica van uw auto.Vervangende sleutelsOPMERKING:De auto kan alleen bediend en gestart wor-den met sleutelhouders die specifiek zijngeprogrammeerd voor de elektronica van deauto. Nadat een sleutelhouder voor een autois geprogrammeerd, kan deze niet voor eenandere auto worden geprogrammeerd.LET OP!• Verwijder altijd de sleutelhouders uit deauto en vergrendel alle portieren wanneeru de auto zonder toezicht achterlaat.• Bij Keyless Enter-N-Go™, mag u niet ver-geten de contactschakelaar in de standOFF te zetten.Bij de aankoop ontvangt de eerste eigenaar eenpersoonlijk identificatienummer (pincode) vanvier cijfers. Bewaar de pincode op een veiligeplaats. Deze code is vereist bij vervanging vande sleutelhouders door een erkende dealer.Duplicaten van sleutelhouders kunnen wordengeleverd door een erkende dealer.OPMERKING:Als de Sentry Key® startonderbreker moetworden gerepareerd, dient u alle sleutelsvan de auto mee te brengen naar de erkendedealer.Sleutels laten programmerenSleutelhouders of afstandsbedieningen kunnenworden geprogrammeerd door een erkendedealer.14
Pagina: 11
Algemene informatieSentry Key® werkt op een draaggolffrequentievan 433,92 MHz. De Sentry Key® startonder-breker wordt gebruikt in de volgende Europeselanden waarvoor richtlijn 1999/5/EG geldt: Bel-gië, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk,Griekenland, Groot-Brittannië, Hongarije, Ier-land, Italië, Kroatië, Luxemburg, Nederland,Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roe-menië, Rusland, Spanje, Tsjechië, Zweden enZwitserland.De werking moet voldoen aan de volgendevoorwaarden:• De apparatuur mag geen schadelijke interfe-rentie veroorzaken.• De apparatuur moet eventuele ontvangeninterferentie tolereren, ook interferentie diemogelijk een ongewenste werkingveroorzaakt.PREMIUM ALARMSYSTEEM —INDIEN AANWEZIGHet premium alarmsysteem bewaakt de portie-ren, de motorkapvergrendeling en de achter-klep tegen onbevoegde toegang en de contact-schakelaar op onbevoegde bediening. Hetsysteem maakt tevens gebruik van een inbraak-sensor met dubbele functie en een voertuigkan-telsensor. De inbraaksensor bewaakt tegen be-weging in het interieur van de auto. Devoertuigkantelsensor bewaakt de auto tegenkantelbewegingen (wegslepen, wielen verwij-deren, veerbootvervoer, enz.). Een sirene metnoodstroomvoorziening, die onderbrekingenvan de voeding en communicatie detecteert, istevens inbegrepen.Als een perimeter wordt overschreden, wordthet beveiligingssysteem geactiveerd, waarnade sirene 29 seconden klinkt en de buitenver-lichting gaat knipperen, gevolgd door vijf secon-den waarin er geen activiteit is. Indien het alarmniet wordt uitgeschakeld, gaat dit 8 cycli zodoor.Alarm inschakelenVolg deze stappen om het alarmsysteem in teschakelen:1. Verwijder de sleutel uit de contactschakelaar(raadpleeg de paragraaf "Startprocedures"in het hoofdstuk "Starten en rijden" voormeer informatie hierover).• Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-N-Go™, controleer dan of de contactschakelaar inde stand OFF staat.• Indien uw auto niet is uitgerust met KeylessEnter-N-Go™, controleer dan of de contact-schakelaar in de stand OFF staat en de sleutelis verwijderd uit de contactschakelaar.2. Sluit de auto op een van de volgende ma-nieren af:• Druk op LOCK op de schakelaar voor decentrale portiervergrendeling in het interieur ter-wijl de bestuurders- en/of passagiersportier isgeopend.• Druk op de vergrendelknop op de PassiveEntry-portiergreep aan de buitenzijde, terwijleen geldige sleutelhouder zich ook aan buiten-15
Pagina: 12
zijde bevindt (raadpleeg de paragraaf "KeylessEnter-N-Go™" in het hoofdstuk "Uw auto" voormeer informatie hierover).• Druk op vergrendelknop op de afstandsbedie-ning.3. Sluit eventuele geopende portieren.OPMERKING:• Nadat het alarmsysteem is ingeschakeld,blijft het ingeschakeld totdat u het uitscha-kelt door een van de beschreven uitscha-kelmethoden te volgen. Als de elektrischevoeding wegvalt nadat het alarmsysteem isingeschakeld, moet u het systeem uitscha-kelen nadat de voeding is hersteld om tevoorkomen dat het alarm afgaat.• De ultrasone inbraaksensor (bewegings-detector) bewaakt uw auto actief elke keerwanneer u het alarmsysteem inschakelt.Als u dat wenst, kunt u de ultrasoneinbraaksensor uitschakelen wanneer hetalarmsysteem wordt ingeschakeld. Omdit te doen, drukt u drie keer op de ver-grendelknop van de afstandsbedieningbinnen 15 seconden nadat het systeem isingeschakeld (terwijl het controlelampjevan alarmsysteem snel knippert).Alarm uitschakelenHet alarmsysteem kan op de volgende manie-ren worden uitgeschakeld:• Druk op de ontgrendelknop op de afstands-bediening.• Pak de Passive Entry Unlock-portiergreepvast (indien aanwezig, raadpleeg de para-graaf "Keyless Enter-N-Go" in het hoofdstuk"Uw auto" voor meer informatie hierover).• Draai de contactschakelaar uit de stand OFF.• Als uw auto is uitgerust met Keyless Enter-N-Go, druk dan op Start/Stop-knop vanKeyless Enter-N-Go (hiertoe dient mini-maal één geldige sleutelhouder aanwezigte zijn in de auto).• Wanneer uw auto niet is uitgerust metKeyless Enter-N-Go, steek dan een gel-dige sleutel in de contactschakelaar endraai de sleutel naar de stand ON.OPMERKING:• Het alarmsysteem kan niet worden in- ofuitgeschakeld via de slotcilinder van hetbestuurdersportier of de achterklepknopop de afstandsbediening.• Het alarmsysteem blijft actief wanneer deelektrisch bediende achterklep wordt ge-opend. Als u op de achterklepknop drukt,wordt het alarmsysteem niet uitgescha-keld. Als iemand de auto binnendringt viade achterklep en een portier opent, gaathet alarm af.• Als het alarmsysteem is geactiveerd, kuntu de portieren niet ontgrendelen met deschakelaars voor de centrale portierver-grendeling in het interieur.• De ultrasone inbraaksensor (bewegings-detector) bewaakt uw auto actief elke keerwanneer u het alarmsysteem inschakelt.Als u dat wenst, kunt u de ultrasoneinbraaksensor uitschakelen wanneer hetalarmsysteem wordt ingeschakeld. Omdit te doen, drukt u drie keer op de ver-grendelknop van de afstandsbedieningbinnen 15 seconden nadat het systeem is16
Pagina: 13
ingeschakeld (terwijl het controlelampjevan alarmsysteem snel knippert).Het alarmsysteem is bedoeld om uw auto tebeveiligen, maar er zijn omstandigheden dieeen ongewenst alarm veroorzaken. Als een vande eerder beschreven procedures voor het in-schakelen van het alarm is uitgevoerd, zal hetalarmsysteem worden ingeschakeld, ongeachtof u zich in de auto bevindt. Wanneer u dan inde auto blijft zitten en vervolgens een portieropent, gaat het alarm af. Als deze situatie zichvoordoet, schakel dan het alarmsysteem uit.Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd ende accu wordt losgekoppeld, blijft het alarmsys-teem actief nadat de accu weer is aangesloten;de buitenlampen knipperen en de claxon geefteen geluidssignaal. Als deze situatie zich voor-doet, schakel dan het alarmsysteem uit.Alarmsysteem handmatig omzeilenHet systeem komt niet in waakfunctie als u deportieren vergrendelt via de handbediende ver-grendelknop.INSTAPVERLICHTINGDe instapverlichting gaat aan wanneer u deportieren ontgrendelt met de afstandsbedieningof een portier opent.Deze functie schakelt ook de naderingsverlich-ting in de buitenspiegels in — indien aanwezig.Raadpleeg de paragraaf "Spiegels" in hethoofdstuk "De functies van uw auto" voor meerinformatie hierover.De verlichting gaat na circa 30 seconden lang-zaam uit of dooft onmiddellijk als de contact-schakelaar van de stand OFF in de standON/RUN wordt gezet.OPMERKING:• De interieurverlichting vooraan in de dak-console en de portierverlichting gaat nietaan als de dimschakelaar in de laagstestand staat.• De instapverlichting werkt niet als de dim-schakelaar in de laagste stand staat.AFSTANDSBEDIENINGMet het afstandsbedieningssysteem kunt uvanaf een afstand tot ongeveer 20 m (66 ft) metbehulp van een losse sleutelhouder met af-standsbediening de portieren vergrendelen ofontgrendelen, of de elektrisch bediende achter-klep openen. U hoeft de afstandsbediening nietop de auto te richten om het systeem te active-ren.OPMERKING:Vanaf een rijsnelheid van 8 km/u (5 mph)reageert het systeem op geen enkele knopvan de afstandsbediening meer.Sleutelhouder met afstandsbediening17
Pagina: 14
Portieren en achterklepontgrendelenDruk eenmaal kort op de knop UNLOCK op deafstandsbediening om het portier aan de be-stuurderszijde te ontgrendelen of druk twee-maal binnen vijf seconden hierop om alle por-tieren en de achterklep te ontgrendelen. Derichtingaanwijzers knipperen om aan te gevendat het ontgrendelsignaal is ontvangen. Ook deinstapverlichting wordt ingeschakeld.Als de auto is uitgerust met Passive Entry,raadpleeg dan de paragraaf "Keyless Enter-N-Go™" in het hoofdstuk "Uw auto" voor meerinformatie hierover.1st Press Of Key Fob Unlocks(ontgrendelen met één druk op deontgrendelknop)U kunt het afstandsbedieningssysteem zodanigprogrammeren dat na één keer drukken op deontgrendelknop van de afstandsbediening uit-sluitend het bestuurdersportier of alle portierenworden ontgrendeld. Als u de huidige instellingwilt wijzigen, raadpleegt u voor meer informatiede paragraaf "Uconnect® instellingen" in hethoofdstuk "Het instrumentenpaneel".Flash Lamps With Lock (verlichtingknippert bij vergrendelen)Met deze functie knipperen de richtingaanwijzerswanneer u de portieren vergrendelt of ontgrendeltmet de afstandsbediening. U kunt deze functie in-en uitschakelen. Als u de huidige instelling wiltwijzigen, raadpleegt u voor meer informatie deparagraaf "Uconnect® instellingen" in het hoofd-stuk "Het instrumentenpaneel".Headlight Illumination on Approach(koplampen inschakelen bij nadering)Met deze functie worden de koplampen ingescha-keld zodra u de portieren ontgrendelt met deafstandsbediening. De koplampen blijven vervol-gens maximaal 90 seconden branden. De tijd vandeze functie kan worden geprogrammeerd bijauto’s met Uconnect®. Als u de huidige instellingwilt wijzigen, raadpleegt u voor meer informatiede paragraaf "Uconnect® instellingen" in hethoofdstuk "Het instrumentenpaneel".Portieren en achterklep vergrendelenDruk kort op de afstandsbediening op de ver-grendelknop om alle portieren en de achterklepte vergrendelen. De richtingaanwijzers knippe-ren om aan te geven dat het vergrendelsignaalis ontvangen.Als de auto is uitgerust met Passive Entry,raadpleeg dan de paragraaf "Keyless Enter-N-Go™" in het hoofdstuk "Uw auto" voor meerinformatie hierover.Extra zenders programmerenSleutelhouders of afstandsbedieningen kunnenworden geprogrammeerd door een erkendedealer.Batterij van afstandsbedieningvervangenAls vervangende batterij wordt een CR2032-batterij aanbevolen.OPMERKING:• Perchloraatmateriaal — vereist mogelijkeen speciale behandeling.• Raak de batterijklemmen op de achter-zijde of de printplaat niet aan.1. Verwijder de noodsleutel door de mechani-sche vergrendeling aan de achterzijde vande afstandsbediening met uw duim opzij teschuiven en vervolgens met uw andere handde sleutel eruit te trekken.18
Pagina: 15
2. Steek het uiteinde van de noodsleutel of eenplatte schroevendraaier, maat 2, in de sleufen wrik de twee helften van de afstandsbe-diening voorzichtig los. Let erop dat u deafdichting tijdens het openen niet bescha-digt.3. Verwijder de batterij door het deksel aan deachterzijde te draaien (batterij naar benedengekeerd). Tik met de afstandsbediening opeen stevig oppervlak zoals een tafel o.i.d. envervang vervolgens de batterij. Let bij hetvervangen van de batterij op dat het + tekenop de batterij overeenkomt met het + tekenaan de binnenzijde van de batterijhouder opde het deksel aan de achterzijde. Raak denieuwe batterij niet met uw vingers aan.Door huidvet kan de werking verslechteren.Als u een batterij hebt aangeraakt, maakdeze dan schoon met reinigingsalcohol.4. Om de afstandsbediening weer te sluitendrukt u de twee helften op elkaar.Algemene informatieDe afstandsbediening en ontvangers werken opeen draaggolffrequentie van 433,92 MHz, zoalsis voorgeschreven door EU-richtlijnen. Dezeapparatuur moet zijn gecertificeerd conform despecifieke regelgeving in het desbetreffendeland. Er gelden twee normen: ETS (EuropeanTelecommunication Standard) 300–220, vantoepassing in de meeste landen, en de Duitserichtlijn BZT 225Z125, die is gebaseerd op denorm ETC 300–220, maar daarnaast enkeleunieke eisen stelt. De overige eisen wordenvermeld in de Europese Richtlijn 95/56/EC,Bijlage VI. De apparatuur moet voldoen aan devolgende twee voorwaarden:• De apparatuur mag geen schadelijke interfe-rentie veroorzaken.• De apparatuur moet eventuele ontvangeninterferentie tolereren, ook interferentie diemogelijk een ongewenste werkingveroorzaakt.Keyless Ignition Node (KIN) (Starten zondersleutel) Noodsleutel verwijderenAfstandsbediening openen19
Pagina: 16
Als uw afstandsbediening niet goed werkt vanafeen normale afstand, controleer dan of sprakeis van het volgende:1. Batterij van zender bijna leeg. De verwachtelevensduur van de batterij bedraagt mini-maal drie jaar.2. Nabijheid bij radiozendapparatuur, zoals bij-voorbeeld een zendmast, verkeerstoren vaneen luchthaven en sommige mobiele of 27MC-zendapparatuur.PORTIERVERGRENDELINGDe centrale portiervergrendeling kan handmatigvanuit de auto worden bediend met de portier-vergrendelknoppen. Als u alle portieren wiltvergrendelen, drukt u de portiervergrendelknopop ieder bekledingspaneel omlaag. Als u devoorportieren wilt ontgrendelen, trekt u de bin-nenhandgreep in de eerste klikstand. Als u deachterportieren wilt ontgrendelen, trekt u deportiervergrendelknop op het bekledingspaneelomhoog. Wanneer de vergrendelknop is inge-drukt als het portier gesloten is, wordt het portiervergrendeld. Controleer daarom, voordat u hetportier sluit, of de sleutel zich niet in de autobevindt.OPMERKING:Door de auto handmatig te vergrendelenwordt het alarmsysteem niet ingeschakeld.WAARSCHUWING!• Voor uw veiligheid bij een aanrijding dientu de portieren te vergrendelen voordat ugaat rijden en wanneer u de auto parkeerten verlaat.• Neem altijd de sleutelhouder mee uit deauto wanneer u de portieren vergrendeld.Gebruik zonder toezicht van de aanwezigeuitrusting in de auto kan ernstig letsel of dedood tot gevolg hebben.• Laat nooit kinderen alleen in een autoachter of in de buurt van een auto die nietis afgesloten. Het achterlaten van kinderenzonder toezicht in een auto is om verschil-lende redenen gevaarlijk. Kinderen of der-den lopen dan het risico op ernstig of zelfsdodelijk letsel. Waarschuw kinderen dat zeniet aan de handrem, het rempedaal of deschakelhendel mogen komen.(Vervolgd)Handmatige portiervergrendelknop20
Pagina: 17
WAARSCHUWING! (Vervolgd)• Laat de sleutelhouder niet achter in of inde buurt van de auto, of op een voorkinderen bereikbare plaats, en laat hetcontact van een voertuig met KeylessEnter-N-Go™ niet in de modus ACC ofON/RUN staan. Een kind zou de knoppenvan de elektrische raambediening of an-dere schakelaars kunnen bedienen of deauto in beweging kunnen zetten.Centrale portiervergrendelingOp het paneel van beide voorportieren bevindtzich een schakelaar voor de centrale portierver-grendeling. Druk op de schakelaar om de por-tieren te vergrendelen of te ontgrendelen.Wanneer de vergrendelknop is ingedrukt als hetportier gesloten is, wordt het portier vergren-deld. Controleer daarom, voordat u het portiersluit, of de sleutelhouder zich niet in de autobevindt.Als u op de schakelaar van de centrale portier-vergrendeling drukt wanneer de contactschake-laar in de stand ACC of ON/RUN staat en hetvoorportier van de bestuurder of van de voor-passagier is geopend, zullen de portieren nietworden vergrendeld.Als het achterportier is vergrendeld, kan het nietvan binnenuit worden geopend zonder eerst hetportier te ontgrendelen. Het portier kan hand-matig worden ontgrendeld door de portierver-grendelknop omhoog te trekken.Automatische portiervergrendeling —indien aanwezigDe automatische portiervergrendeling is stan-daard ingeschakeld. Wanneer deze is inge-schakeld, worden de portieren automatisch ver-grendeld zodra de rijsnelheid hoger is dan24 km/u (15 mph). De automatische portierver-grendeling kan door de erkende dealer in ofbuiten werking worden gesteld via de instellin-gen van Uconnect® in uw radio.Functie voor het automatischeontgrendelen van de portieren bijuitstappen — indien aanwezigWanneer de functie voor het automatische ont-grendelen is ingeschakeld, worden alle portie-ren ontgrendeld wanneer het bestuurderspor-tier wordt geopend als de auto tot stilstand isgebracht en in de stand PARK staat. Als u dehuidige instelling wilt wijzigen, raadpleegt uvoor meer informatie de paragraaf "Uconnect®instellingen" in het hoofdstuk "Het instrumen-tenpaneel".Schakelaar centrale portiervergrendeling21
Pagina: 18
Kinderslot — achterportierenVoor de veiligheid van kleine kinderen die mee-rijden op de achterbank, zijn de achterportierenuitgerust met een kinderslot.Kinderslot in- en uitschakelen1. Open het achterportier.2. Steek het uiteinde van de noodsleutel in hetslot en draai de sleutel naar de vergrendel-stand of de ontgrendelstand.3. Herhaal stap 1 en 2 voor het andere achter-portier. WAARSCHUWING!Voorkom dat bij een aanrijding mensen in deauto worden opgesloten. Vergeet niet dat ude achterportieren uitsluitend vanaf de bui-tenzijde kunt openen wanneer het kinderslotis geactiveerd (in de vergrendelstand).OPMERKING:Ga als volgt te werk om de auto in noodge-vallen ook vanaf de achterbank te kunnenverlaten wanneer het kinderslot is geacti-veerd: trek de portiervergrendelknop met dehand omhoog naar de ontgrendelstand,open het raam en open het portier met dehandgreep aan de buitenkant.KEYLESS ENTER-N-GO™Het Passive Entry-systeem is een uitbreidingvan het afstandsbedieningsysteem van de autoen een functie van Keyless Enter-N-Go™. Metdeze functie kunt u portieren van uw autovergrendelen en ontgrendelen zonder dat u opde vergrendel- en ontgrendelknoppen van deafstandsbediening hoeft te drukken.OPMERKING:• Passive Entry kan door middel van pro-grammeren worden in- en uitgeschakeld.Raadpleeg de paragraaf (Uconnect® instel-lingen( in het hoofdstuk (Het instrumenten-paneel( voor meer informatie hierover.Plaats van het kinderslotFunctie van kinderslot22
Pagina: 19
• Als de auto wordt ontgrendeld met Pas-sive Entry en er binnen 60 seconden geenportier wordt geopend, worden de portie-ren weer vergrendeld en het alarmsys-teem, indien aanwezig, ingeschakeld.• Als u handschoenen draagt of als deportiergreep met Passive Entry is natge-regend, is het mogelijk dat de vergrende-ling minder gevoelig wordt en daardoorlangzamer reageert.Ontgrendelen vanaf de bestuurderszijde:Houd een geldige afstandsbediening met Pas-sive Entry binnen 1,5 m (5 ft) van de handgreepvan het bestuurdersportier en pak deze hand-greep vast om het bestuurdersportier automa-tisch te ontgrendelen. De vergrendelknop aande binnenzijde van het portier komt omhoogwanneer het portier wordt ontgrendeld.OPMERKING:Als (Unlock All Doors On 1st Press( (alleportieren ontgrendelen met één druk op deontgrendelknop) is geprogrammeerd, wor-den alle portieren ontgrendeld wanneer u dehandgreep van het bestuurdersportier vast-pakt. Raadpleeg de paragraaf (Uconnect®instellingen( in het hoofdstuk (Het instru-mentenpaneel( voor meer informatie over dekeuze tussen (bestuurdersportier ontgren-delen met eerste druk op de ontgrendel-knop( en (alle portieren ontgrendelen meteerste druk op de ontgrendelknop(.Ontgrendelen vanaf de passagierszijde:Houd een bijbehorende afstandsbediening metPassive Entry op minder dan 1,5 m van dehandgreep van het voorste passagiersportieren pak deze handgreep vast om alle vier deportieren en de achterklep automatisch te ont-grendelen. De vergrendelknop aan de binnen-zijde van het portier komt omhoog wanneer hetportier wordt ontgrendeld.OPMERKING:Alle portieren worden ontgrendeld wanneerde handgreep van het voorste passagiers-portier wordt vastgepakt, ongeacht de voor-keursinstelling van de portierontgrendeling((Unlock Driver Door 1st press( (bestuur-dersportier ontgrendelen met één druk opde ontgrendelknop) of (Unlock All Doors On1st Press( (alle portieren ontgrendelen metéén druk op de ontgrendelknop)).Voorkomen dat de afstandsbediening metPassive Entry per ongeluk in de auto wordtingeslotenOm te voorkomen dat een afstandsbedieningmet Passive Entry per ongeluk wordt ingeslotenin de auto, is het Passive Entry-systeem uitge-Pak de portiergreep vast om te ontgrendelen23
Pagina: 20
rust met een automatische portierontgrende-lingsfunctie, die in werking treedt wanneer decontactschakelaar in de stand OFF staat.Als een van de autoportieren is geopend en deschakelaar in het bekledingspaneel wordt be-diend om de auto af te sluiten, zal het voertuig-systeem na het sluiten van alle portieren con-troleren of er binnen of buiten de auto geldigeafstandsbedieningen met Passive Entry aanwe-zig zijn. Wanneer een van afstandsbedieningenmet Passive Entry wordt gedetecteerd binnen inde auto en er geen andere geldige afstandsbe-dieningen met Passive Entry worden gedetec-teerd buiten de auto, ontgrendelt het PassiveEntry-systeem automatisch alle portieren en zaler drie keer een claxonsignaal klinken (bij dederde poging worden ALLE portieren vergren-deld en kan de afstandsbediening met PassiveEntry worden ingesloten in de auto).Achterklep ontgrendelen/openenDe ontgrendelfunctie voor de achterklep van Pas-sive Entry is ingebouwd in de elektronische ont-grendeling van de achterklep. Met een geldigeafstandsbediening met Passive Entry binnen 1,0m (3 ft) van de achterklep, drukt u op de elektro-nische ontgrendeling van de achterklep om deachterklep elektrisch te openen bij voertuigen diezijn uitgerust met een elektrisch bediende achter-klep. Druk op de elektronische ontgrendeling vande achterklep en til hem op bij voertuigen met eenhandbediende achterklep.OPMERKING:Als het voertuig ontgrendeld is, kan de ach-terklep met de elektronische ontgrendelingvan de achterklep worden geopend zonderdat de afstandsbediening vereist is.Achterklep vergrendelenMet een geldige afstandsbediening met Pas-sive Entry binnen 1,0 m (3 ft) van de achterklepdrukt u op de vergrendelknop met PassiveEntry die zich rechts naast de elektronischeontgrendeling van de achterklep bevindt.Locatie van de Passive Entry/vergrendelknop1 - Elektronische ont-grendeling van de ach-terklep2 - Locatie van de ver-grendelknop24
Pagina: 21
OPMERKING:Als (Unlock All Doors 1st Press( (alle portie-ren ontgrendelen met één druk op de ont-grendelknop) is geprogrammeerd in instel-lingen Uconnect®, worden alle portierenontgrendeld wanneer u de elektronischeontgrendeling van de achterklep indrukt. Als(Unlock Driver Door 1st press( (bestuur-dersportier ontgrendelen met één druk opde ontgrendelknop) is geprogrammeerd inUconnect®, wordt de achterklep ontgren-deld wanneer u de elektronische ontgrende-ling van de achterklep indrukt. Raadpleeg deparagraaf (Uconnect®( in het hoofdstuk (Hetinstrumentenpaneel( voor meer informatiehierover.Portieren vergrendelenHoud één van de RKE-afstandsbedieningenmet Passive Entry op minder dan 1,5 m van dehandgreep van het bestuurders- of passagiers-portier en druk op de vergrendelknop van dehandgreep om alle vier de portieren en deachterklep te vergrendelen.OPMERKING:De sleutel moet binnen 1,5 m (5 ft) van dehandgreep worden gebruikt om het voertuigte vergrendelen.Pak de portiergreep NIET vast wanneer u op devergrendelknop van de handgreep drukt. Ditkan de portier(en) ontgrendelen.OPMERKING:• Nadat u de vergrendelknop van de por-tierhandgreep hebt ingedrukt, dient utwee seconden te wachten voordat u deportieren kunt vergrendelen of ontgren-delen met een Passive Entry-portiergreep. Op deze wijze kunt u dooraan de portiergreep te trekken controle-ren of de auto is afgesloten, zonder dat deauto reageert en de portieren ontgrendelt.• Het Passive Entry-systeem werkt niet als debatterij van de afstandsbediening leeg is.Druk op de vergrendelknop om tevergrendelenPak de portiergreep NIET vast bij vergrendelen25
Pagina: 22
• Mobiele apparaten kunnen het PassiveEntry-systeem beïnvloeden.De portieren kunnen ook worden vergrendeldmet de vergrendelknop van de afstandsbedie-ning of de vergrendelknop aan de binnenzijdevan de portieren.RAMENElektrisch bediende ramenDe bedieningselementen voor de elektrisch be-diende ramen bevinden zich op het bekledings-paneel van het bestuurdersportier. Er bevindtzich een enkele raambedieningsschakelaar ophet voorpassagiersportier en op de achterpor-tieren, waarmee de ramen van het voorpassa-giersportier en die van de achterportieren kun-nen worden bediend. De raambediening werktalleen als de contactschakelaar in de standON/RUN of ACC staat.De schakelaars voor de elektrische raambedie-ning blijven nog maximaal tien minuten geacti-veerd nadat de contactschakelaar in de standOFF is gezet. Door het openen van een voor-portier wordt deze functie uitgeschakeld.WAARSCHUWING!Laat kinderen nooit zonder toezicht in eenauto achter en zorg dat kinderen niet met deelektrisch bedienbare ramen spelen. Laat desleutelhouder niet achter in of in de buurt van(Vervolgd)WAARSCHUWING! (Vervolgd)de auto, of op een voor kinderen bereikbareplaats, en laat het contact van een voertuigmet Keyless Enter-N-Go™ niet in de modusACC of ON/RUN staan. Inzittenden, envooral kinderen zonder toezicht, kunnen be-kneld raken in de raamopeningen wanneerze de schakelaars voor elektrische raambe-diening bedienen. Een dergelijke beknellingkan ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolghebben.Automatisch openenZowel schakelaars aan de bestuurders- en pas-sagierszijde zijn uitgerust met een functie voorhet automatisch volledig openen van de ramen.Druk de raamschakelaar voorbij het eerstedrukpunt en laat de schakelaar los. Het raamwordt dan automatisch volledig geopend. Omde automatische beweging te stoppen, beweegtu de schakelaar in de richting omhoog of om-laag en laat u de schakelaar los.Schakelaars voor elektrische raambediening26
Pagina: 23
Als u het raam slechts gedeeltelijk wilt openen,drukt u de raamschakelaar in tot de eersteklikstand en laat u de schakelaar los wanneer uhet raam wilt stoppen.Automatische sluitfunctie metklembeveiliging — alleen bestuurders- ofpassagiersportierTrek de raamschakelaar volledig omhoog naar hettweede drukpunt en laat de schakelaar los. Hetraam wordt dan automatisch volledig gesloten.Als u tijdens het gebruik van de automatischesluitfunctie het raam wilt stoppen voordat hetvolledig is gesloten, drukt u de schakelaar kortomlaag.Wanneer u het raam gedeeltelijk wilt sluiten,trekt u de raamschakelaar naar het eerste druk-punt en laat u de schakelaar los wanneer u hetraam wilt laten stoppen.OPMERKING:Als het raam tijdens het automatisch sluitenop een obstakel stuit, wordt de bewegings-richting omgekeerd en wordt het raam weervolledig geopend. Verwijder in dat geval hetobstakel en trek nogmaals aan de schake-laar om het raam te sluiten. Tijdens hetautomatisch sluiten kunnen schokken van-wege een slecht wegdek de automatischeomkeringsfunctie tijdens het sluiten onver-wachts activeren. Als dat gebeurt, trekt u deschakelaar iets omhoog tot aan het eerstedrukpunt en houdt u de schakelaar vast omhet raam handmatig te sluiten.WAARSCHUWING!De obstakeldetectie wordt uitgeschakeldwanneer het raam bijna gesloten is. Zorg datalle eventuele objecten uit de raamopeningzijn verwijderd voordat u het raam sluit.Raamschakelaars voor automatisch openenRaamschakelaars voor automatisch sluiten27
Pagina: 24
De automatische sluitfunctie resettenAls de automatische sluitfunctie niet meerwerkt, moet de functie mogelijk worden gereset.De automatische sluitfunctie resetten:1. Trek de raambedieningschakelaar omhoogtot het raam volledig gesloten is en houd deschakelaar vervolgens nog twee secondenlanger vast.2. Duw de raambedieningschakelaar helemaalomlaag tot het raam volledig geopend is enhoud de schakelaar vervolgens nog tweeseconden langer vast.RaamblokkeerschakelaarMet de raamblokkeerschakelaar op het portier-paneel aan de bestuurderszijde kunt u de be-diening van de portierramen achter blokkeren.Druk op de raamblokkeerschakelaar om debedieningselementen van de portierramen ach-ter te blokkeren. Druk de raamblokkeerschake-laar opnieuw in om de werking van de bedie-ningselementen van de portierramen teherstellen.WindgeruisWindgeruis kan worden beschreven als hetgevoel van druk op de oren, vergelijkbaar methet geluid van een helikopter. U ervaart ditwindgeruis mogelijk wanneer de ramen zijngeopend of wanneer het zonnedak (indien aan-wezig) geheel of gedeeltelijk is geopend. Dit iseen normaal verschijnsel, dat tot een minimumkan worden beperkt. Als u last heeft van wind-geruis bij geopende achterramen, open dan ookde voorramen om het effect te verminderen.Wanneer sprake is van windgeruis bij geopendzonnedak, verstel dan de zonnedakopening omhet effect tot een minimum te beperken.ACHTERKLEPAchterklep ontgrendelen/openenDe ontgrendelfunctie voor de achterklep vanPassive Entry is ingebouwd in de elektronischeontgrendeling van de achterklep. Met een gel-dige afstandsbediening met Passive Entry bin-nen 1,0 m (3 ft) van de achterklep drukt u op deelektronische ontgrendeling van de achterklepom deze in één vloeiende beweging te openen.Raamblokkeerschakelaar28
Pagina: 25
OPMERKING:Als (Unlock All Doors 1st Press( (alle portie-ren ontgrendelen met één druk op de ont-grendelknop) is geprogrammeerd in instel-lingen Uconnect®, worden alle portierenontgrendeld wanneer u de elektronischeontgrendeling van de achterklep indrukt. Als(Unlock Driver Door 1st press( (bestuur-dersportier ontgrendelen met één druk opde ontgrendelknop) is geprogrammeerd ininstellingen Uconnect®, wordt de achterklepontgrendeld wanneer u de elektronischeontgrendeling van de achterklep indrukt.Raadpleeg de paragraaf (Uconnect®( in hethoofdstuk (Het instrumentenpaneel( voormeer informatie hierover.Achterklep vergrendelenMet een geldige afstandsbediening met Pas-sive Entry binnen 1,0 m (3 ft) van de achterklepdrukt u op de vergrendelknop met PassiveEntry die zich rechts naast de elektronischeontgrendeling van de achterklep bevindt.OPMERKING:De ontgrendelfunctie voor de achterklep isingebouwd in de elektronische ontgrende-ling van de achterklep.WAARSCHUWING!Wanneer u met een geopende achterkleprijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de autobelanden. Deze gassen kunnen schadelijkzijn voor u en uw passagiers. Rijd alleen metgesloten achterklep.Elektrisch bediende achterklep —indien aanwezigDe elektrisch bediende achterklepkan worden geopend door de elek-tronische ontgrendeling van deachterklep in te drukken (raad-pleeg de paragraaf "Keyless Enter-N-Go™" in het hoofdstuk "Uwauto") of door op de achterklepknop op deafstandsbediening te drukken. Druk tweemaalbinnen vijf seconden op de achterklepknop opde afstandsbediening om de elektrisch be-diende achterklep te openen. Nadat de achter-klep is geopend, kunt u deze sluiten door nog-maals binnen vijf seconden twee keer op deknop te drukken.Locatie van de Passive Entry/vergrendelknop1 - Elektronische ont-grendeling van de ach-terklep2 - Locatie van de ver-grendelknop29
Pagina: 26
De elektrisch bediende achterklep kan ook wor-den geopend of gesloten door op de achterklep-knop op de dakconsole voorin te drukken, ofkan worden gesloten door op de achterklep-knop in het bekledingspaneel linksachter, vlak-bij de opening van de achterklep, te drukken.Door eenmaal op de achterklepknop in hetbekledingspaneel linksachter te drukken gaatalleen de achterklep dicht. Deze knop kan nietworden gebruikt om de achterklep te openen.Als u tweemaal op de achterklepknop van deafstandsbediening drukt, knipperen de richting-aanwijzers tweemaal om aan te geven dat deachterklep wordt geopend of gesloten (indienFlash Lamps with Lock (Verlichting knippert bijvergrendelen) is ingeschakeld in de instellingenvan Uconnect®) en klinken de pieptonen van deachterklep. Raadpleeg de paragraaf"Uconnect®" in het hoofdstuk "Het instrumen-tenpaneel" voor meer informatie hierover.OPMERKING:• In geval van een onderbreking in de elek-trische voeding naar de achterklep kaneen noodontgrendeling van de achter-klepvergrendeling worden gebruikt om deachterklep te openen. Toegang tot denoodontgrendeling van de achterklepver-grendeling wordt verkregen via een klikaf-dekking in het bekledingspaneel van deachterklep.• Als de achterklep gedurende een langetijd geopend blijft, kan het noodzakelijkzijn de achterklep handmatig te sluitenom de werking van de elektrisch bediendeachterklep terug te stellen.WAARSCHUWING!Tijdens het elektrisch bedienen bestaat errisico van letsel of materiële schade. Zorgervoor dat de baan van de elektrisch be-diende achterklep vrij is van obstakels. Con-troleer voordat u gaat rijden of de achterklepis gesloten en vergrendeld.OPMERKING:• De knoppen voor de elektrisch bediendeachterklep werken niet wanneer het voer-tuig in een versnelling staat of de rijsnel-heid hoger is dan 0 km/u (0 mph).• De elektrische bediening van de achterklepwerkt niet bij temperaturen onder −30 °C( −22 °F) of boven 65 °C (150 °F). Verwijdereventueel sneeuw of ijs vanaf de achterklepvoordat u op een schakelaar voor de elek-trisch bediende achterklep drukt.• Wanneer een of ander obstakel de elek-trisch bediende achterklep hindert bij hetopenen of sluiten, beweegt de klep auto-matisch in de omgekeerde richting, alshet obstakel voldoende weerstand biedt.• Aan de zijkanten van de achterklep zijnbeknellingsensoren aangebracht. Wan-neer er lichte druk op deze strips wordtuitgeoefend, beweegt de achterklep terugnaar de geopende stand.• De elektrisch bediende achterklep moet inde volledig geopende stand staan om desluitknop voor de achterklep in het30
Pagina: 27
bekledingspaneel linksachter, vlakbij deopening van de achterklep, te laten wer-ken. Als de achterklep niet volledig ge-opend is, drukt u twee keer op de achter-klepknop op de sleutelhouder om deachterklep volledig te openen, en daarnadrukt u er twee keer op om de achterklepte sluiten.• Als de elektronische ontgrendeling vande achterklep wordt ingedrukt terwijl deelektrisch bediende achterklep wordt ge-sloten, beweegt de achterklep terug naarde volledig geopende stand.• Als de elektronische ontgrendeling vande achterklep wordt ingedrukt terwijl deelektrisch bediende achterklep wordt ge-opend, wordt de achterklepmotor uitge-schakeld zodat de achterklep handmatigkan worden bediend.• Als de elektrisch bediende achterklep tij-dens eenzelfde beweging op meerdereobstakels stuit, stopt het systeem auto-matisch en moet de achterklep handmatigworden geopend of gesloten.• Als de elektrisch bediende achterklepwordt gesloten en u het voertuig in eenversnelling zet, gaat de achterklep doormet elektrisch sluiten. De beweging vanhet voertuig kan echter leiden tot de de-tectie van een obstakel.WAARSCHUWING!• Wanneer u met een geopende achterkleprijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in deauto belanden. Deze gassen kunnenschadelijk zijn voor u en uw passagiers.Rijd alleen met gesloten achterklep.• Wanneer u met open achterklep moet rij-den, zorg er dan voor dat alle ramengesloten zijn en dat de aanjager van deklimaatregeling in een hoge stand staat.Schakel de recirculatiestand niet in.VEILIGHEIDSSYSTEMEN VOORINZITTENDENEen zeer belangrijke veiligheidsvoorziening inuw auto zijn de beveiligingssystemen voor inzit-tenden:• Veiligheidsgordelsystemen• Airbagsystemen• Extra actieve hoofdsteunen• KinderzitjesBelangrijke veiligheidsmaatregelenLees de informatie in dit hoofdstuk aandachtigdoor. Hierin wordt uitgelegd hoe u het beveili-gingssysteem voor inzittenden op de juistewijze gebruikt om uw passagiers en uzelf opti-maal te beschermen.Hier volgen enkele eenvoudige adviezen omhet risico op letsel door een geactiveerde airbagte verminderen:1. Kinderen van 12 jaar en jonger moeten altijdgoed vastgegespt op een auto met eenachterbank worden vervoerd.31
Pagina: 28
2. Wanneer een kind van 2 tot 12 jaar (niet ineen tegen de rijrichting geplaatst kinderzitje)op de passagiersstoel moet worden ver-voerd, schuif dan de stoel zo ver mogelijknaar achteren en gebruik het geschikte typekinderzitje. (Raadpleeg "Kinderzitjes")3. Kinderen die niet groot genoeg zijn om deveiligheidsgordel op de juiste wijze te dragen(raadpleeg het hoofdstuk over kinderzitjes)moeten veilig op de achterbank worden ver-voerd in een kinderzitje of op een zitverho-ger. Oudere kinderen die geen kinderzitje ofzitverhoger gebruiken, horen in een auto opde achterbank te zitten en de veiligheidsgor-del te dragen.4. Sta nooit toe dat kinderen de schoudergor-del onder de arm door dragen of achter derug langs laten lopen.5. Lees de instructies bij het kinderzitje, om erzeker van te zijn dat u het zitje op de juistemanier gebruikt.6. Alle inzittenden moeten te allen tijde hundriepuntsveiligheidsgordel op de juiste wijzedragen.7. Schuif de stoelen van bestuurder en voor-passagier zo ver naar achteren als praktischmogelijk is, zodat de geavanceerde frontair-bags ruimte hebben om te kunnen wordenopgeblazen.8. Leun niet tegen het portier of het raam. Alsde auto is uitgerust met zijairbags, wordendie tijdens een aanrijding krachtig opgebla-zen in de ruimte tussen u en het portierwaardoor u verwond kunt raken.9. Indien het airbagsysteem in deze auto aange-past moet worden aan een invalide, neem dancontact op met de klantenservice. De telefoon-nummers worden vermeld in het hoofdstuk"Als u gebruik wilt maken van klantenservice".WAARSCHUWING!• Plaats nooit een naar achter gericht kin-derzitje voor een airbag. Als de geavan-ceerde frontairbag aan de passagierszijdewordt opgeblazen, kan een kind van 12 ofjonger, maar ook een kind in een kinder-zitje tegen de rijrichting in, ernstig of zelfsdodelijk letsel oplopen.• Gebruik alleen een naar achter gerichtkinderzitje in een auto met achterbank.VeiligheidsgordelsystemenDraag altijd de veiligheidsgordels, ook tijdenskorte ritten, ook al bent u een ervaren bestuur-der. Een andere bestuurder kan fouten makenen een aanrijding veroorzaken waarbij u betrok-ken raakt. Dit kan ver van huis gebeuren, maarook in uw eigen straat.Waarschuwingslabel op zonneklepvoorpassagier32
Pagina: 29
Onderzoek heeft aangetoond dat veiligheids-gordels levens redden en bij ongevallen deernst van het letsel kunnen verminderen. Zeerernstig letsel komt voor als personen uit de autoworden geslingerd. Veiligheidsgordels voorko-men dit en verminderen de kans op letsel dooraanraking met de binnenkant van de auto.Iedere inzittende van een motorvoertuig hoortte allen tijde een veiligheidsgordel te dragen.Geavanceerdautogordelwaarschuwingssysteem(BeltAlert®)BeltAlert® is een voorziening die de bestuur-der en voorpassagier (indien BeltAlert® voor devoorpassagier aanwezig is) eraan herinnert deveiligheidsgordel vast te gespen. De functie isactief wanneer de contactschakelaar in destand START of ON/RUN staat. Als de veilig-heidsgordel van de bestuurder of voorpassagierniet is vastgegespt, gaat het waarschuwings-lampje voor de veiligheidsgordels branden tot-dat beide gordels vóór zijn vastgegespt.De BeltAlert® waarschuwingscyclus begintwanneer de auto een snelheid van meer dan8 km/u (5 mph) bereikt: het waarschuwings-lampje voor de veiligheidsgordels knippert en erklinkt een geluidssignaal met tussenpozen.Wanneer de cyclus is gestart, wordt deze volle-dig afgewerkt of gestopt wanneer de desbetref-fende veiligheidsgordels zijn vastgegespt. Na-dat de cyclus is voltooid, blijft hetwaarschuwingslampje voor de veiligheidsgor-dels branden totdat de desbetreffende veilig-heidsgordels zijn vastgegespt. De bestuurderbehoort alle overige inzittenden erop te wijzenhun veiligheidsgordels vast te gespen. Als eenveiligheidsgordel vóór niet is vastgegespt bijeen snelheid hoger dan 8 km/u (5 mph), geeftBeltAlert® zowel een geluidssignaal als eenvisuele aanduiding weer.BeltAlert® voor de voorstoel aan passagiers-zijde is niet actief wanneer er niemand in destoel zit. BeltAlert® kan worden geactiveerdwanneer zich op de voorstoel aan passagiers-zijde een dier of zwaar voorwerp bevindt ofwanneer de stoel is neergeklapt (indien dezevoorziening aanwezig is). Het wordt aanbevo-len huisdieren aangelijnd, of in een met deveiligheidsgordels bevestigde reismand, op deachterbank (indien aanwezig) te vervoeren enbagage goed op te bergen.BeltAlert® kan door uw erkende dealer wordenin- en uitgeschakeld. Chrysler Group LLC raadthet uitschakelen van BeltAlert® af.OPMERKING:Als BeltAlert® is uitgeschakeld, blijft hetwaarschuwingslampje voor de veiligheids-gordels branden zolang de bestuurdersgor-del of de gordel van de voorpassagier (in-dien uitgerust met BeltAlert®) niet zijnvastgegespt.DriepuntsgordelsAlle zitplaatsen in uw auto zijn uitgerust metdriepuntsgordels.Het oprolmechanisme blokkeert alleen bij nood-stops of aanrijdingen. Daardoor kan het schou-derdeel van de veiligheidsgordel onder normaleomstandigheden vrij bewegen. Bij een aanrij-ding wordt de veiligheidsgordel echter geblok-keerd om het risico te beperken dat u in aanra-king komt met de binnenzijde van de auto of uitde auto wordt geslingerd.33
Pagina: 30
WAARSCHUWING!• Als u alleen op de airbags vertrouwt, kandit bij een aanrijding leiden tot ernstigletsel. De airbags werken in combinatiemet uw veiligheidsgordel om u op de juistewijze te beschermen. Bij sommige aanrij-dingen worden de airbags niet opgebla-zen. Draag uw veiligheidsgordel altijd, ookals uw auto is uitgerust met airbags.• Bij een aanrijding bestaat het risico dat uen uw passagiers aanmerkelijk ernstigerletsel oplopen wanneer de veiligheidsgor-dels niet op de juiste wijze worden gedra-gen. U kunt in aanraking komen met debinnenkant van uw auto of met anderepassagiers of uit de auto worden geslin-gerd. Zorg altijd dat u en uw passagiers inde auto de veiligheidsgordels op de juistewijze dragen.(Vervolgd)WAARSCHUWING! (Vervolgd)• Het is gevaarlijk om tijdens het rijden per-sonen te vervoeren in de laadruimte. Bijeen ongeval lopen personen in dezeruimte een groter risico op ernstig of dode-lijk letsel.• Vervoer geen personen in een ruimte vande auto die niet is voorzien van stoelen enveiligheidsgordels.• Zorg dat iedereen in uw auto op een stoelzit en op de juiste wijze de veiligheidsgor-del draagt.• Als uw veiligheidsgordel niet correctdraagt, kan dit leiden tot veel zwaarderletsel bij aanrijdingen. U kunt inwendigletsel oplopen of zelfs onder de gordeldoor glijden. Volg deze instructies om uwgordel veilig te dragen en uw passagiers tebeschermen.(Vervolgd)WAARSCHUWING! (Vervolgd)• Een veiligheidsgordel mag nooit door tweepersonen tegelijk worden gebruikt. Detwee personen kunnen dan tijdens eenaanrijding met een klap tegen elkaar ko-men en elkaar zo ernstig verwonden. Ge-bruik nooit een driepuntsgordel of eenheupgordel voor meer dan één persoon,ongeacht de lengte van de personen.• Een heupgordel die te hoog wordt gedra-gen, kan het risico van letsel bij een aan-rijding vergroten. De krachten op de gordelworden dan niet opgevangen via de sterkeheupbeenderen en het bekken, maar viade buik. Draag het heupdeel van de gordelaltijd zo laag mogelijk en zorg dat degordel strak zit.(Vervolgd)34
Pagina: 31
WAARSCHUWING! (Vervolgd)• Een verdraaide gordel biedt mogelijk on-voldoende bescherming. Bij een aanrijdingkan de gordel dan zelfs snijwonden ver-oorzaken. Zorg ervoor dat de veiligheids-gordel plat tegen het lichaam aan ligt,zonder verdraaiing. Als u een van de gor-dels in uw auto niet meer recht krijgt,bezoek dan onmiddellijk uw erkende dea-ler om het defect te laten verhelpen.• Een veiligheidsgordel waarvan de gesp inde verkeerde sluiting is bevestigd, biedtonvoldoende bescherming. Het heupge-deelte valt dan mogelijk te hoog over uwlichaam, waardoor inwendig letsel kanworden veroorzaakt. Gesp uw gordel altijdvast in de gespsluiting direct naast u.• Een te losse veiligheidsgordel biedt onvol-doende bescherming. Tijdens een nood-stop kunt u te ver naar voren bewegen,waardoor er een grotere kans is op letsel.Zorg dat de gordel nauw aansluit.(Vervolgd)WAARSCHUWING! (Vervolgd)• Het is gevaarlijk een veiligheidsgordel on-der de arm door te dragen. Uw lichaamkan bij een aanrijding dan hard in aanra-king komen met de binnenzijde van deauto, waardoor het risico van hoofd- ennekletsel toeneemt. Als de gordel onder dearm wordt gedragen, kan inwendig letselontstaan. De ribben zijn niet zo sterk als deschouderbotten. Draag de gordel altijdover uw schouder, zodat de sterkte bottenvan uw lichaam de klap opvangen bij eenaanrijding.• Een schoudergordel die achter uw rug isgeplaatst, biedt geen enkele beschermingbij een aanrijding. Als u de schoudergordelniet draagt, is bij een aanrijding de kans ophoofdletsel groter. Het heup- en schouder-gedeelte van de gordel behoren samen teworden gebruikt.(Vervolgd)WAARSCHUWING! (Vervolgd)• Een gerafelde of ingescheurde gordel kanbij een aanrijding doormidden scheuren,waardoor u niet langer beschermd bent.Controleer de autogordels regelmatig opscheuren, rafels en losse delen. Laat be-schadigde onderdelen onmiddellijk ver-vangen. Demonteer of wijzig de veilig-heidsgordels niet. De gordelsystemenmoeten na een aanrijding worden vervan-gen.Gebruiksinstructies voor driepuntsgordels1. Stap in de auto en sluit het portier. Ga tegende leuning zitten en stel de stoel in.2. De gesp van de veiligheidsgordel bevindtzich boven de rugleuning van de voorstoelen naast uw arm en op de achterbank (voorauto’s met een achterbank). Pak de gordel-gesp en trek de autogordel uit. Schuif degesp zo ver als nodig is over de gordelband,zodat de veiligheidsgordel over uw heupenvalt.35
Pagina: 32
3. Wanneer de veiligheidsgordel lang genoegis, plaatst u de gesp in de gespsluiting tot ueen ’klik’ hoort.4. Plaats de heupgordel, zodat hij nauw aan-sluit en laag over uw heupen onder uw buikzit. Om een losse heupgordel strak te trek-ken, moet u het schoudergedeelte van degordel aantrekken. Om een te strakke heup-gordel losser te maken, kantelt u de gesp entrekt u aan de heupgordel. Een nauw aan-sluitende veiligheidsgordel verkleint het ri-sico dat u onder de veiligheidsgordel door-glijdt bij een aanrijding.5. Leg de schoudergordel strak over schouderen borst zodat hij comfortabel zit en niet opuw nek rust. Het oprolmechanisme spant deschoudergordel automatisch aan.6. Om de gordel los te maken drukt u op derode knop op de gespsluiting. De veilig-heidsgordel wordt dan automatisch opge-rold. Indien nodig schuift u de gesp over deveiligheidsgordel zodat deze volledig kanworden opgerold.De gesp van de veiligheidsgordel uittrekken Gesp van de veiligheidsgordel in degespsluiting stekenHeupgordel aanbrengen36
Pagina: 33
Verdraaide driepuntsgordel ontwarrenGebruik de volgende methode om een ver-draaide driepuntsgordel te ontwarren.1. Breng de gesp zo dicht mogelijk naar hetankerpunt toe.2. Pak de gordel vast op ongeveer 15 tot 30 cm(6 tot 12 inch) boven de gesp en draai degordel 180° om een vouw te maken diedirect boven de gesp begint.3. Schuif de gesp omhoog over de dubbelge-vouwen gordel. De dubbelgevouwen gordelmoet aan de bovenzijde van de gesp doorde sleuf gaan.4. Schuif de gesp verder omhoog tot de dub-belgevouwen gordel vrijkomt en de veilig-heidsgordel niet meer verdraaid is.Verstelbaar ankerpunt schoudergordelBij de voorstoelen kan de bovenkant van deschoudergordel naar beneden of boven wordenversteld, zodat de veiligheidsgordel niet langerlangs uw hals loopt. Druk of knijp de knop vanhet ankerpunt in en schuif het naar boven ofbeneden in een stand die voor u het meestgeschikt is.Als u minder lang bent dan gemiddeld, zult devoorkeur geven aan een lagere positie van hetankerpunt van de schoudergordel. Als u langerbent dan gemiddeld, zult u de voorkeur gevenaan een hogere positie van het ankerpunt vande schoudergordel. Probeer na het loslaten vande knop de verankering nog eens op en neer tebewegen, om te controleren of deze stevig isvergrendeld.OPMERKING:Het verstelbare ankerpunt voor de schou-dergordel is voorzien van een Easy Up-functie. Hiermee kan het ankerpunt van deschoudergordel in de bovenste stand wor-den afgesteld zonder de ontgrendelknop inte drukken of te knijpen. Om te controlerenof het ankerpunt van de schoudergordelvergrendeld is, trekt u het ankerpunt omlaagtot het vast klikt.Veiligheidsgordels en zwangerschapVrouwen die in verwachting zijn dienen altijd deveiligheidsgordel te dragen. Dit biedt de bestebescherming voor zowel de aanstaande moe-der als de nog ongeboren baby.Zwangere vrouwen dienen het heupgedeelte vande veiligheidsgordel laag over het middel en zostrak mogelijk over de heupen te dragen. Houd deveiligheidsgordel laag, zodat deze niet over debuik loopt. Op deze wijze zullen de heupen dekrachten opvangen bij een aanrijding.Verstelbaar ankerpunt37
Pagina: 34
GordelspannerHet gordelsysteem van de voorstoelen is uitge-rust met gordelspanners die ervoor zorgen datbij een botsing een loszittende gordel wordtstrak getrokken. Deze apparaten verbeteren dewerking van de veiligheidsgordels door de vei-ligheidsgordel al in een vroeg stadium van eenaanrijding strak te trekken. Gordelspannerswerken bij alle lichaamsafmetingen, ook bij ge-bruik van kinderzitjes.OPMERKING:Bij gebruik van een gordelspanner dient deveiligheidsgordel nog steeds op de juistewijze worden omgedaan. De gordel moetnauw aansluiten en op de juiste wijze wor-den gedragen.De gordelspanners worden geactiveerd door decontroller van het beveiligingssysteem voor in-zittenden. Net als de airbags zijn ook de gor-delspanners slechts geschikt voor eenmalig ge-bruik. Een geactiveerde gordelspanner ofairbag dient onmiddellijk te worden vervangen.SpankrachtbegrenzerIn deze auto is het veiligheidsgordelsysteemvoor de voorste zitplaatsen voorzien van eenspankrachtbegrenzer, die bij aanrijdingen kanhelpen om het risico van letsel verder te verla-gen. Dit veiligheidsgordelsysteem heeft een op-rolmechanisme dat de gordelband op een ge-controleerde manier afwikkelt.Automatisch blokkerend oprolmechanisme— indien aanwezigDe veiligheidsgordels op de passagierszitplaat-sen zijn mogelijk voorzien van een schakelbaarautomatisch blokkerend oprolmechanisme, datwordt gebruikt voor het bevestigen van eenkinderzitje. Raadpleeg de paragraaf "Kinderzit-jes bevestigen met de veiligheidsgordel" in hethoofdstuk "Kinderzitjes" in deze handleidingvoor meer informatie hierover. In de onder-staande tabel wordt het type voorziening voorelke zitplaats vermeld.• ALR = automatisch blokkerend oprolmecha-nisme• Symbool van bovenste gordelverankeringAls de passagierszitplaats is voorzien van eenautomatisch blokkerend oprolmechanisme envoor het gebruikelijke doeleinde wordt gebruikt:Trek juist voldoende gordelband uit het oprol-mechanisme om het middel van de inzittendecomfortabel te kunnen omvatten, zonder hetautomatisch blokkerend oprolmechanisme teactiveren. Als het automatisch blokkerend op-rolmechanisme toch wordt geactiveerd, hoort ueen klikgeluid terwijl de gordel wordt ingetrok-ken. Laat in dat geval de gordel volledig intrek-38
Pagina: 35
ken en trek vervolgens juist voldoende gordel-band uit het oprolmechanisme om het middelvan de inzittende comfortabel te kunnen omvat-ten. Schuif de gesp in de gespsluiting totdat ueen ’klik’ hoort.De automatische blokkeerfunctie zorgt ervoordat de schoudergordel automatisch in een vante voren ingestelde positie wordt geblokkeerd.De schoudergordel wordt nog steeds aange-spannen. De automatische blokkeerfunctie isbeschikbaar op alle passagierszitplaatsen meteen driepuntsgordel. Gebruik altijd de automa-tische blokkeerfunctie als een kinderzitje is aan-gebracht op een zitplaats die is voorzien vaneen veiligheidsgordel met dit systeem. Kinde-ren van 12 jaar en jonger moeten altijd goedvastgegespt in een auto met achterbank wor-den vervoerd.WAARSCHUWING!• Plaats nooit een naar achter gericht kin-derzitje voor een airbag. Als de geavan-ceerde frontairbag aan de passagierszijdewordt opgeblazen, kan een kind van 12 ofjonger, maar ook een kind in een kinder-zitje tegen de rijrichting in, ernstig of zelfsdodelijk letsel oplopen.• Gebruik alleen een naar achter gerichtkinderzitje in een auto met achterbank.Gebruik van de automatischeblokkeerfunctie1. Gesp de driepuntsgordel vast.2. Pak het schoudergedeelte en trek dit omlaagtot de hele veiligheidsgordel is uitgerold.3. Laat de veiligheidsgordel weer terugrollen.Terwijl de veiligheidsgordel wordt opgeroldhoort u een klikgeluid. Dit geeft aan dat deautomatische blokkeerfunctie is geactiveerd.De automatische blokkeerfunctieuitschakelenMaak de gesp van de driepuntsgordel los enlaat de gordel helemaal terugrollen om zo au-tomatische blokkeerfunctie uit te schakelen ende normale blokkering weer te activeren.WAARSCHUWING!• Laat het gordelmechanisme vervangen alshet schakelbare automatisch blokkerendoprolmechanisme of een andere functievan de veiligheidsgordels niet correctwerkt bij een controle volgens de procedu-res in de onderhoudshandleiding.• Als u het gordelmechanisme niet laat ver-vangen wanneer dat nodig is, verhoogt ude kans op letsel bij aanrijdingen.(Vervolgd)39
Pagina: 36
WAARSCHUWING! (Vervolgd)• Gebruik niet de automatische blokkeer-functie ter bescherming van inzittendendie de veiligheidsgordel dragen of kinde-ren die zitverhogers gebruiken. De ver-grendelde modus wordt alleen gebruikt omin de rijrichting of tegen de rijrichting ingerichte kinderzitjes te installeren die eentuig hebben voor het vastzetten van hetkind.Extra actieve hoofdsteunenDeze hoofdsteunen zijn passieve componentendie kunnen worden geactiveerd. Auto’s met ditsysteem kunnen niet eenvoudigweg aan dehand van markeringen worden geïdentificeerd,maar alleen door visuele inspectie van dehoofdsteun. De hoofdsteun zal zich in tweehelften splitsen; de voorste helft bestaat uitzacht schuim en bekleding en de achterste helftuit decoratief kunststof.Werking van de actieve hoofdsteunenDe controller van het veiligheidssysteem voor inzit-tenden bepaalt afhankelijk van de kracht of van hettype botsing van achteren of de actieve hoofdsteu-nen moeten worden geactiveerd. Als activeringnoodzakelijk is bij een botsing van achteren, wor-den de actieve hoofdsteunen van zowel debestuurders- als passagiersstoel geactiveerd.Wanneer de actieve hoofdsteunen tijdens eenbotsing van achteren worden geactiveerd, schuiftde voorste helft van de actieve hoofdsteun naarvoren om de afstand tussen het achterhoofd vande inzittende en de actieve hoofdsteun zo kleinmogelijk te maken. Dit systeem is ontworpen ombij bepaalde botsingen van achteren het risicovan letsel bij de bestuurder en voorpassagier tevoorkomen of te verlagen.OPMERKING:De actieve hoofdsteunen kunnen wel of nietgeactiveerd worden bij een frontale botsingof een botsing van opzij. Als echter tijdenseen frontale botsing een secundaire botsingvan achteren plaatsvindt, kunnen de actievehoofdsteunen geactiveerd worden naarge-lang het soort botsing.Onderdelen van de actieve hoofdsteunen1 — Voorste helft vande hoofdsteun (zachtschuim en bekleding)3 — Achterste helft vande hoofdsteun (decora-tief kunststof aan deachterzijde)2 — Rugleuning 4 — Geleidestangenvan de hoofdsteunen40
Pagina: 37
WAARSCHUWING!Alle inzittenden, inclusief de bestuurder, mo-gen de auto niet besturen en niet in de autozitten totdat de hoofdsteunen in de juistestand staan om het risico op nekletsel bij eenaanrijding te minimaliseren.OPMERKING:Raadpleeg de paragraaf (Actieve hoofdsteu-nen afstellen( in het hoofdstuk (De functiesvan uw auto( voor meer informatie over hetcorrect afstellen en positioneren van dehoofdsteunen.Actieve hoofdsteunen terugstellenAls de actieve hoofdsteunen tijdens een aanrij-ding geactiveerd zijn, moet u daarna de hoofd-steunen voor de bestuurder en de voorpassagiervoor u gaat rijden terugstellen. Geactiveerde ac-tieve hoofdsteunen herkent u aan het feit dat zenaar voren staan (zoals te zien is in stap drie vande procedure voor het terugstellen).1. Pak de geactiveerde actieve hoofdsteunbeet vanuit de achterbank.2. Plaats de handen in een comfortabele posi-tie aan de bovenzijde van de geactiveerdeactieve hoofdsteun.3. Trek de steun eerst omlaag en vervolgensnaar achteren richting de achterkant van deauto, en trek de steun daarna omlaag om hetvergrendelmechanisme te activeren.A — Beweging omlaagB — Beweging naar achterenC — Laatste beweging omlaag om het vergrendel-mechanisme te activerenPlaats van de handen op actieve hoofdsteunBekijk de onderstaande tabel41
Pagina: 38
4. De voorste helft van de actieve hoofdsteunmet zacht schuim en bekleding moet in deachterste helft met decoratief kunststof ver-grendeld worden.OPMERKING:• Als u problemen ondervindt met het te-rugstellen van de actieve hoofdsteunen,neem dan contact op met een erkendedealer.• Laat uit veiligheidsoverwegingen de ac-tieve hoofdsteunen controleren door eenspecialist bij een erkende dealer.Airbagsysteem (SRS)Componenten van het airbagsysteemUw auto is mogelijk uitgerust met de volgendecomponenten van het airbagsysteem:• Controller van het beveiligingssysteem voorinzittenden• Waarschuwingslampje voor hetairbagsysteem• Stuurwiel en stuurkolom• Instrumentenpaneel• Kniebescherming• Geavanceerde frontairbags• Extra knieairbag aan bestuurderszijde• Aanvullende zijairbags• Extra knieairbags• Sensoren voor frontale en zijdelingsebotsingen• Gordelspanners• Gespsluitingschakelaar voor veiligheidsgordelsGeavanceerde frontairbagsDeze auto is ter aanvulling op de veiligheidsgor-dels voorzien van geavanceerde frontairbagsvoor zowel de bestuurder als de voorpassagier.De geavanceerde frontairbag voor de bestuurderbevindt zich in het midden van het stuurwiel. Degeavanceerde frontairbag voor de passagier be-vindt zich in het instrumentenpaneel, boven hethandschoenenkastje. De airbagpanelen zijn voor-zien van het opschrift SRS/AIRBAG.Teruggestelde actieve hoofdsteun42
Pagina: 39
WAARSCHUWING!• Als u tijdens het activeren van de geavan-ceerde frontairbag te dicht op het stuur ofbij het instrumentenpaneel zit, kunt u ern-stig of zelfs dodelijk letsel oplopen. Airbagshebben ruimte nodig om te worden opge-blazen. Ga achterover zitten en strek uwarmen zodanig dat u comfortabel het stuuren het instrumentenpaneel kunt bedienen.• Plaats nooit een naar achter gericht kin-derzitje voor een airbag. Als de geavan-ceerde frontairbag aan de passagierszijdewordt opgeblazen, kan een kind van 12 ofjonger, maar ook een kind in een kinder-zitje tegen de rijrichting in, ernstig of zelfsdodelijk letsel oplopen.• Gebruik alleen een naar achter gerichtkinderzitje in een auto met achterbank.Kenmerken geavanceerde frontairbagsHet geavanceerde frontairbagsysteem bestaatuit airbags aan de bestuurderszijde en aan depassagierszijde die in meerdere stadia wordengeactiveerd. Dit systeem reageert overeenkom-stig de kracht en de aard van de botsing dieworden vastgesteld door de controller van hetbeveiligingssysteem voor inzittenden. Dezecontroller ontvangt informatie van de sensorenvoor frontale botsingen of van andere systeem-componenten.Het eerste opblaasmechanisme wordt onmid-dellijk geactiveerd bij een botsing waarbij ge-bruik van de airbags noodzakelijk is. Een ge-ringe opblazing wordt toegepast voor minderzware botsingen. Bij zwaardere botsingenwordt een krachtiger opblazing toegepast.Deze auto is mogelijk uitgerust met een gesp-sluitingsschakelaar voor de veiligheidsgordelvoor de bestuurders- en/of de voorpassagiers-stoel die registreert of de gordel is vastgegespt.Met deze gespsluitingschakelaar kan het ni-veau worden aangepast waarmee de geavan-ceerde frontairbags worden opgeblazen.Locaties van de geavanceerde frontairbags enkniebescherming1 — Geavanceerde frontairbags voor bestuurderen passagier2 — Kniebescherming voor de passagier3 — Extra knieairbag/kniebeschermer aan be-stuurderszijde43
Pagina: 40
WAARSCHUWING!• Er mogen geen voorwerpen op of nabij hetairbagpaneel op het instrumentenpaneelof het stuur worden geplaatst, omdat dezeletsel kunnen veroorzaken bij botsingenwaarbij de airbags worden opgeblazen.• Plaats niets op of rond de airbagpanelenen probeer deze nooit handmatig te ope-nen. Anders is het mogelijk dat u de air-bags beschadigt. Bovendien kunt u letseloplopen doordat de airbags mogelijk nietmeer functioneren. De beschermpanelenvan de airbagkussens gaan alleen openals de airbags worden opgeblazen.• Als u alleen op de airbags vertrouwt, kandit bij een aanrijding leiden tot ernstigletsel. De airbags werken in combinatiemet uw veiligheidsgordel om u op de juistewijze te beschermen. Bij sommige aanrij-dingen worden de airbags niet opgebla-zen. Draag uw veiligheidsgordels altijd,ook als uw auto is uitgerust met airbags.Werking geavanceerde frontairbagsDe geavanceerde frontairbags zijn ontworpenom extra bescherming te bieden, als aanvullingop de veiligheidsgordels. Geavanceerde front-airbags zijn niet bedoeld voor het verminderenvan het risico op letsel bij botsingen van achte-ren, botsingen van opzij of over de kop slaan.De geavanceerde frontairbags worden niet bijalle frontale botsingen geactiveerd. Dit geldtook voor sommige frontale botsingen die ern-stige schade aan het voertuig tot gevolg heb-ben, zoals bepaalde aanrijdingen tegen palen,aanrijdingen waarbij de auto onder een vracht-wagen terechtkomt en aanrijdingen onder eenhoek.Daarentegen kunnen de geavanceerde frontair-bags, afhankelijk van de aard van de botsing ende plaats waar de auto wordt geraakt, opgebla-zen worden bij aanrijdingen die geringe schadeaan de voorkant van het voertuig tot gevolghebben, maar die aanvankelijk een grote af-name van de snelheid veroorzaken.Omdat airbagsensoren de vertraging van hetvoertuig in de loop van de tijd meten, zijn desnelheid van het voertuig en de schade op zich-zelf geen goede indicatoren voor de noodzaakvan het wel of niet opblazen van een airbag.Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen nood-zakelijk voor uw bescherming en om uw li-chaam in de juiste positie te houden, uit debuurt van een airbag die wordt opgeblazen.De controller van het beveiligingssysteem voorinzittenden zendt een signaal naar de opblaas-modules wanneer een botsing wordt gedetec-teerd waarbij de geavanceerde frontairbagsmoeten worden geactiveerd. Een grote hoe-veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd omde geavanceerde frontairbags op te blazen.Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op derechterbovenzijde van het instrumentenpaneelkomen los en worden verwijderd terwijl de air-bags volledig worden opgeblazen. De geavan-ceerde frontairbags worden binnen een oog-wenk volledig opgeblazen. De airbags lopenvervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder ende voorpassagier bescherming bieden.44
Pagina: 41
Extra knieairbag aan bestuurderszijdeDeze auto is aan de bestuurderszijde voorzienvan een extra knieairbag, die zich in het instru-mentenpaneel onder de stuurkolom bevindt. Deextra knieairbag aan de bestuurderszijde biedtextra bescherming bij een frontale botsing incombinatie met de veiligheidsgordels, gor-delspanners en de geavanceerde frontairbags.KniebeschermingDe kniebescherming helpt de knieën van debestuurder en de voorpassagier te beschermenen hen correct te laten zitten bij het eventueelopblazen van de geavanceerde frontairbags.WAARSCHUWING!• U mag nooit in de kniebeschermingenboren of snijden of deze op een anderemanier bewerken.• Monteer geen accessoires op de kniebe-schermingen zoals alarmverlichting,audio-installaties, 27 MC-apparatuur, enz.Aanvullende zijairbagsUw auto is uitgerust met twee soorten zijairbags:1. De aanvullende zijairbags in de stoelen(SAB’s) bevinden zich aan de buitenzijde vande voorstoelen. De aanvullende zijairbags inde stoelen zijn voorzien van een label met detekst SRS AIRBAG of AIRBAG dat in debuitenzijde van de stoelen is gestikt.De aanvullende zijairbags kunnen helpen omhet risico van letsel aan inzittenden bij bepaaldezijdelingse botsingen en in sommige gevallenbij het over de kop slaan te verminderen, incombinatie met de letselverminderende wer-king van de veiligheidsgordels en de constructievan de carrosserie.Als de aanvullende zijairbag wordt geactiveerd,gaat de naad aan de buitenzijde van de bekle-ding van de rugleuning open.De geactiveerde aanvullende zijairbag in destoel ontvouwt zich via de stoelnaad in deruimte tussen de inzittende en het portier. Deaanvullende zijairbag beweegt zo snel enkrachtig dat deze letsel kan veroorzaken wan-neer u niet goed in de stoel zit of wanneer zichvoorwerpen bevinden in de ruimte waar deairbag wordt opgeblazen. Kinderen lopen zelfsnog een hoger risico van letsel als gevolg vanhet opblazen van een airbag.WAARSCHUWING!Gebruik geen aanvullende stoelhoezen enplaats geen voorwerpen tussen uzelf en dezijairbags. De werking van de airbags kan zoverslechteren en/of voorwerpen kunnen metkracht tegen u aan slaan en zo ernstig letselveroorzaken.Label aanvullende zijairbags in de stoelen45
Pagina: 42
2. Aanvullende gordijn-zijairbags (SABIC’s):deze bevinden zich boven de zijramen. Opde bekleding over de gordijn-zijairbag be-vindt zich een label met de tekst SRS AIR-BAG of AIRBAG.Gordijn-zijairbags kunnen het risico van letselverminderen van inzittenden aan de buitenzijdevan de voor- en achterstoelen. De gordijn-zijairbags kunnen helpen om het risico vanletsel bij bepaalde zijdelingse botsingen en insommige gevallen bij het over de kop slaan teverminderen, in combinatie met de letselver-minderende werking van de veiligheidsgordelsen de constructie van de carrosserie.De gordijn-zijairbags worden naar beneden ge-activeerd en bedekken de zijramen. Eengordijn-zijairbag drukt de buitenrand van debekleding opzij en bedekt het zijraam. Degordijn-zijairbags worden met zoveel kracht op-geblazen dat letsel kan worden veroorzaakt alsu geen veiligheidsgordel om heeft en niet goedop uw zijn plaats zit, of wanneer er zich voor-werpen bevinden in de ruimte waarin de airbagsworden opgeblazen. Kinderen lopen zelfs nogeen hoger risico van letsel als gevolg van hetopblazen van een airbag.De gordijn-zijairbags kunnen bijdragen tot eenvermindering van het risico dat inzittenden ge-deeltelijk of geheel uit de zijramen van de autoworden geslingerd bij sommige gevallen vanover de kop slaan of bij bepaalde zijdelingsebotsingen.WAARSCHUWING!• Uw auto is uitgerust met gordijn-zijairbagsaan de linker- en rechterzijde. Stapel ba-gage of andere lading niet dermate hoogop dat het opblazen van de gordijn-zijairbags wordt geblokkeerd. De bekle-ding boven de zijruiten waar de gordijn-zijairbags en het opblaaspad zichbevinden, moet vrij van obstakels blijven.• Uw auto is uitgerust met uitgerust metgordijn-zijairbags. Om de gordijn-zijairbags naar behoren te laten werken,geen accessoires in uw auto installerendie het dak kunnen veranderen. Voeg latergeen open dak toe aan uw voertuig. Mon-teer geen daktransportsystemen waarbijpermanente bevestigingen nodig zijn (bou-ten of schroeven) voor montage op hetautodak. Boor nooit in het autodak, omwelke reden dan ook.De zijairbags (SABIC’s en SAB’s) zijn ontwor-pen om geactiveerd te worden bij bepaaldePlaats van het label voor aanvullendegordijn-zijairbags46
Pagina: 43
zijdelingse botsingen en bij sommige gevallenvan over de kop slaan. De controller van hetbeveiligingssysteem ("ORC") bepaalt op basisvan de aard en ernst van een aanrijding of dezijairbags bij een bepaalde zijdelingse botsingof over de kop slaan moeten worden geacti-veerd. De schade aan het voertuig is op zichgeen goede graadmeter voor het feit of dezijairbags al dan niet hadden moeten zijn opge-blazen.Aanvullende zijairbags vormen een aanvullingop de veiligheidsgordels. Zijairbags worden bin-nen een oogwenk volledig opgeblazen. Inzitten-den, waaronder kinderen, die tegen of heeldicht bij de aanvullende zijairbags zitten, kun-nen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.Inzittenden, waaronder kinderen, dienen nooittegen het portier, de zijramen of het gebiedwaar de aanvullende zijairbags worden opge-blazen aan te leunen of in slaap te vallen, ookniet als zij in een babyzitje of kinderzitje zitten.Veiligheidsgordels (en kinderzitjes indien vantoepassing) zijn voor uw bescherming bij alleaanrijdingen noodzakelijk. Ze dragen eraan bijuw lichaam in de juiste positie te houden, uit debuurt van zijairbags die worden opgeblazen.Voor een optimale bescherming van de zijair-bags moeten inzittenden hun veiligheidsgordelscorrect dragen en rechtop zitten met hun rugtegen de stoelen. Kinderen moeten goed wor-den vastgegespt in een kinderzitje of zitverho-ger die is afgestemd op de lengte van het kind.WAARSCHUWING!• Zijairbags hebben ruimte nodig om te wor-den opgeblazen. Leun niet tegen het por-tier of het raam. Zit rechtop op het middenvan de stoel.• Als u zich tijdens het activeren te dicht bijde zijairbags bevindt, kunt u ernstig ofzelfs dodelijk letsel oplopen.• Als u alleen op de zijairbags vertrouwt, kandit bij een aanrijding leiden tot ernstigletsel. De zijairbags werken in combinatiemet uw veiligheidsgordel om u op de juistewijze te beschermen. Bij sommige aanrij-dingen worden de zijairbags niet opgebla-zen. Draag altijd uw veiligheidsgordel, ookals uw auto is uitgerust met zijairbags.OPMERKING:De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-ding nauwelijks zichtbaar, maar springenopen tijdens het opblazen van de airbag.Zijdelingse botsingenBij zijdelingse botsingen kunnen de botsings-sensoren de controller van het beveiligingssys-teem voor inzittenden helpen bij het bepalenvan de juiste reactie op de botsingen. Hetsysteem is gekalibreerd om de zijairbags aande kant van de botsing te activeren bij botsin-gen die bescherming van de inzittenden doorzijairbags noodzakelijk maken. Bij zijdelingsebotsingen wordt elke airbag afzonderlijk geacti-veerd, zodat bij een botsing aan de linkerzijdealleen de linker zijairbag wordt geactiveerd enbij een botsing aan de rechterzijde alleen derechter zijairbag.De zijairbags worden niet bij alle zijdelingsebotsingen geactiveerd, zoals bij sommige aan-rijdingen onder een bepaalde hoek of bij be-paalde zijdelingse botsingen die niet van in-vloed zijn op het passagierscompartiment. Dezijairbags kunnen worden geactiveerd bij fron-47
Pagina: 44
tale botsingen onder een hoek waarbij de ge-avanceerde frontairbags worden geactiveerd.Over de kop slaanZijairbags zijn ontworpen om geactiveerd teworden bij sommige gevallen van over de kopslaan. De controller van het beveiligingssys-teem voor inzittenden bepaalt op basis van deaard en de ernst van de botsing of de zijairbagsbij het over de kop slaan moeten worden geac-tiveerd. De schade aan het voertuig is op zichgeen goede graadmeter voor het feit of dezijairbags al dan niet hadden moeten zijn opge-blazen.De zijairbags worden niet in alle gevallen vanover de kop slaan geactiveerd. Het rolbeugel-systeem bepaalt of het voertuig over de kop aanhet slaan is en activering al dan niet van toe-passing is. Bij een gebeurtenis met een langza-mer verloop kunnen de gordelspanners van deveiligheidsgordels aan beide zijden van de autoworden geactiveerd. Bij een gebeurtenis meteen sneller verloop kunnen de gordelspannersvan de veiligheidsgordels en ook de aanvul-lende zijairbags en de gordijn-zijairbags aanbeide zijden van de auto worden geactiveerd.Het rolbeugelsysteem kan ook de gordelspan-ners van de veiligheidsgordels activeren waar-bij al dan niet de aanvullende zijairbags en degordijn-zijairbags aan beide zijden van de autoworden geactiveerd wanneer de auto bijna overde kop slaat.Als een airbag wordt opgeblazenHet ontwerp van de geavanceerde frontairbagsis zodanig uitgevoerd, dat deze airbags na hetopblazen onmiddellijk leeglopen.OPMERKING:De front- en/of zijairbags worden niet bij allebotsingen opgeblazen. Dit houdt echter nietin dat het airbagsysteem niet werkt.Bij een aanrijding waarbij de airbags wordenopgeblazen, kan zich het volgende voordoen:• Het materiaal van de airbag kan somsschaafwonden en/of een rode huid veroorza-ken bij de inzittenden tijdens het opblazenvan de airbags. De schaafwonden lijken opde wonden die u oploopt als u zich schaaftaan een touw, de vloerbedekking of op devloer van een gymnastiekzaal. Deze schaaf-wonden worden niet veroorzaakt door con-tact met chemische stoffen. De schaafwon-den zijn niet blijvend en genezen normaalgesproken snel. Als uw schaafwonden echterna enkele dagen nog niet zijn genezen of alsu last hebt van blaren, raadpleeg dan onmid-dellijk een arts.• Wanneer de airbags leeglopen ziet u moge-lijk zwevende stofdeeltjes die op rook lijken.Dit stof is een normaal bijproduct van hetactiveringsproces voor het niet-giftige op-blaasgas. Deze zwevende stofdeeltjes kun-nen de huid, ogen, neus of keel irriteren.Spoel met koud water als u last hebt vangeïrriteerde ogen of huid. Zorg voor frisselucht bij neus- of keelirritaties. Raadpleeg uwhuisarts als de irritatie blijvend is. Als dezedeeltjes op uw kleding terechtkomen, volgdan de gebruikelijke wasvoorschriften van dekledingfabrikant om de kleding te reinigen.Rijd niet in uw auto nadat de airbags zijngeactiveerd. Als u dan opnieuw bij een aanrij-ding betrokken raakt, zullen de airbags geenenkele bescherming bieden.48
Pagina: 45
WAARSCHUWING!Eenmaal geactiveerde airbags en gor-delspanners hebben geen enkel effect bijeen volgende aanrijding. Laat de airbags,gordelspanners en het oprolmechanismevan de veiligheidsgordels onmiddellijk ver-vangen door een erkende dealer. U dient ookde controller van het beveiligingssysteemvoor inzittenden te laten nakijken.OPMERKING:• De airbagpanelen zijn in de interieurbe-kleding nauwelijks zichtbaar, maar sprin-gen open tijdens het opblazen van deairbag.• Na ieder ongeval dient de auto onmiddel-lijk naar een erkende dealer te wordengebracht.Uitgebreid ongelukkenresponssysteemBij een botsing zal de controller van het bevei-ligingssysteem voor inzittenden, als het com-municatienetwerk en de voeding intact blijvenen afhankelijk van de aard van de botsing,bepalen of het uitgebreide ongelukkenrespons-systeem de volgende functies uitvoert:• De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.• De waarschuwingsknipperlichten inschake-len zo lang de accu werkt of totdat hetcontact wordt uitgezet.• De interieurverlichting inschakelen zolang deaccu werkt of totdat het contact wordtuitgezet.• De portieren automatisch ontgrendelen.Systeemreset-procedureOm de functies van het uitgebreide ongelukken-responssysteem na een incident te resetten,moet u de contactschakelaar van de standcontact START of ON/RUN in de stand contactOFF zetten.Waarschuwingslampje voor hetairbagsysteemDe airbags moeten gereed zijn om u te be-schermen bij een botsing. De controller van hetbeveiligingssysteem voor inzittenden contro-leert de interne circuits en de bedrading van deelektrische componenten van hetairbagsysteem.De controller van het beveiligingssysteem voorinzittenden bewaakt de gereedheid van de elek-tronische onderdelen van het airbagsysteemwanneer de contactschakelaar in de standSTART of ON/RUN staat. Als het contactslot inde stand OFF of ACC staat, is het airbagsys-teem niet ingeschakeld en zullen de airbagsniet worden opgeblazen.De controller van het beveiligingssysteem voorinzittenden beschikt over een reservevoeding,waardoor de airbags ook geactiveerd kunnenworden wanneer de accu leeg is of is losgekop-peld.49
Pagina: 46
De controller van het beveiligingssysteem voorinzittenden schakelt het waarschuwingslampjevoor het airbagsysteem op het instrumentenpa-neel in voor een zelftest gedurende vier tot achtseconden, wanneer het contactslot voor heteerst in de stand ON/RUN wordt gezet. Na dezelftest gaat het waarschuwingslampje voor hetairbagsysteem uit. Als de controller van hetbeveiligingssysteem voor inzittenden een sto-ring in het systeem detecteert, gaat het waar-schuwingslampje voor het airbagsysteem knip-peren of continu branden. Een enkelgeluidssignaal klinkt om u te waarschuwen alshet lampje gaat branden na de eerste keerstarten.De controller van het beveiligingssysteem voorinzittenden bevat ook diagnosefuncties die hetwaarschuwingslampje voor het airbagsysteemin het instrumentenpaneel laten branden wan-neer een storing wordt gedetecteerd die hetairbagsysteem zou kunnen beïnvloeden. Dediagnose meldt eveneens de aard van hetdefect. Omdat het airbagsysteem zodanig isontworpen dat het geen onderhoud vergt, radenwij u aan onmiddellijk een erkende dealer teraadplegen wanneer een van de volgende pro-blemen zich voordoet.• Het waarschuwingslampje voor het airbag-systeem gaat niet vier tot acht secondenbranden nadat u de contactschakelaar deeerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet.• Het waarschuwingslampje voor het airbag-systeem blijft branden na de periode van viertot acht seconden.• Het waarschuwingslampje voor het airbag-systeem gaat af en toe branden of blijftbranden tijdens het rijden.OPMERKING:Als de snelheidsmeter, toerenteller of an-dere meters voor motorfuncties niet werken,is het mogelijk dat ook de controller van hetbeveiligingssysteem voor inzittenden nietwerkt. In deze toestand zijn de airbags mo-gelijk niet gereed om u te beschermen. Laathet airbagsysteem onmiddellijk door uw er-kende dealer repareren.WAARSCHUWING!Wanneer u het waarschuwingslampje voorhet airbagsysteem op het instrumentenpa-neel negeert, kan dat betekenen dat deairbags u bij een aanrijding niet beschermen.Als het lampje niet gaat branden tijdens degloeilampcontrole wanneer u de contactsleu-tel omdraait, blijft branden nadat u de autohebt gestart of gaat branden tijdens hetrijden, dient u het defect onmiddellijk door uwerkende dealer te laten repareren.50
Pagina: 47
Onderhoud van het airbagsysteemWAARSCHUWING!• Wijzigingen aan onderdelen van het air-bagsysteem kunnen tot gevolg hebben dathet systeem bij een aanrijding niet functi-oneert. U kunt letsel oplopen doordat deairbag niet werkt en u niet beschermt.Breng geen wijzigingen aan de onderdelenof bedrading aan en plak nooit badges ofstickers op het afdekpaneel op het stuur ofaan de rechterbovenzijde van het instru-mentenpaneel. Breng geen wijzigingenaan in de voorbumper of de carrosserie-structuur en monteer geen treden of tree-planken.• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van hetairbagsysteem te repareren. Waarschuwiedereen die aan uw auto werkt dat deauto is uitgerust met een airbagsysteem.(Vervolgd)WAARSCHUWING! (Vervolgd)• Probeer geen onderdelen van het airbag-systeem te wijzigen. De airbag kan perongeluk worden opgeblazen of werkt mo-gelijk niet goed meer als deze is gewijzigd.Breng de auto naar een erkende dealervoor onderhoud aan het airbagsysteem.Breng de auto naar een erkende dealer alsonderhoud nodig is aan de autostoel,waaronder het afdekpaneel en het kussen(ook voor het verwijderen of losdraaien/aantrekken van stoelbouten). Er mogenuitsluitend door de fabrikant goedge-keurde stoelaccessoires worden gebruikt.Neem contact op met een erkende dealerals het airbagsysteem moet worden aan-gepast aan personen met een handicap.Event Data Recorder (EDR)Deze auto is uitgerust met een Event DataRecoder (EDR). De belangrijkste taak van deEDR is het registreren van gegevens die duide-lijk maken hoe een voertuigsysteem zich heeftgedragen bij aanrijdingen of bijna-aanrijdingen,zoals de activering van airbags of een botsingtegen een obstakel. De EDR is ontworpen omkortstondig, meestal 30 seconden of korter,gegevens te registreren die verband houdenmet de dynamiek en veiligheidssystemen vande auto. De EDR in deze auto is ontworpen omgegevens te registreren die onder meer ant-woord geven op de volgende vragen:• Hoe hebben diverse systemen in uw autozich gedragen?• Waren de veiligheidsgordels van de bestuur-der en passagier vastgegespt?• Hoe ver (indien van toepassing) trapte debestuurder het gas- en/of rempedaal in?• Hoe snel reed de auto?Deze gegevens kunnen bijdragen aan een be-ter inzicht in de omstandigheden waaronderbotsingen en letsel ontstaan.51
Pagina: 48
OPMERKING:De EDR-gegevens worden uitsluitend bijwerkelijke ongevalsituaties. Onder normalerijomstandigheden registreert de EDR geengegevens en er worden geen persoonlijkegegevens, zoals naam, geslacht, leeftijd enongevallocatie geregistreerd. Het is echterwel mogelijk dat anderen, bijvoorbeeld depolitie, de EDR-gegevens combineren metde persoonsgegevens die standaard wor-den opgevraagd na ongevallen.Voor het uitlezen van de geregistreerde EDR-gegevens is toegang tot de auto of de EDR enspeciale apparatuur nodig. Naast de fabrikantvan de auto kunnen ook anderen die over dezespeciale apparatuur beschikken, zoals de poli-tie, de EDR-gegevens lezen indien zij toeganghebben tot de auto of de EDR.Kinderzitjes - Kinderen veiligvervoerenIedereen in uw auto moet altijd een veiligheids-gordel dragen, ook baby’s en kinderen. EG-richtlijn 2003/20/EG vereist het gebruik vankinderzitjes in alle landen binnen de EU.Kinderen kleiner dan 1,5 meter en 12 jaar ofjonger moeten altijd goed vastgegespt op deachterbank zitten, indien aanwezig. Statistiekentonen aan dat kinderen beter beschermd zijnwanneer ze op de achterbank zijn vastgegespten niet op de voorstoelen.WAARSCHUWING!Bij een aanrijding kan een niet-vastgegesptkind als een projectiel naar voren wordengeslingerd. Bij een aanrijding kan zo veelkracht nodig zijn om een baby op uw schootte houden dat u het kind onmogelijk kuntvasthouden, hoe sterk u ook bent. De babyen andere inzittenden kunnen zo ernstiggewond raken. Voor elk kind in uw auto moetu het bijbehorende kinderzitje gebruiken,overeenkomend met de grootte van het kind.Er zijn verschillende typen kinderzitjes in ver-schillende maten verkrijgbaar, van zitjes voorbaby’s tot oudere kinderen die bijna groot ge-noeg zijn om een veiligheidsgordel voor volwas-senen te dragen. Kinderen moeten zo langmogelijk worden vervoerd in een tegen de rij-richting in geplaatst kinderzitje; dit is de positiewaarin het kind het best beschermd is in gevalvan een botsing. Lees altijd de handleiding vanhet kinderzitje om te controleren of het geschiktis voor het kind. Lees aandachtig alle instructiesen waarschuwingen door in de gebruikershand-52
Pagina: 49
leiding van het kinderzitje en op alle stickers diezijn bevestigd aan het kinderzitje, en neem ze inacht.In Europa zijn de regels voor kinderzitjes vast-gelegd in de norm ECE R44 waarin ze in vijfgewichtsklassen zijn onderverdeeld:Groepen kinderzit-jesGewichtsklasseGroep 0 tot 10 kgGroep 0+ tot 13 kgGroep 1 9-18 kgGroep 2 15-25 kgGroep 3 22-36 kgControleer de sticker van uw kinderzitje. Allegoedgekeurde kinderzitjes moeten voorzien zijneen datum van de type-goedkeuring en decontrolemarkering op de sticker. De stickermoet permanent op het kinderzitje zijn beves-tigd. U mag deze sticker niet van het kinderzitjeverwijderen.WAARSCHUWING!Zeer gevaarlijk! Plaats een naar achter ge-richt kinderzitje niet voor een actieve airbag.Lees ook de informatiestickers op de zonne-klep. Activering van de airbag bij een onge-val kan leiden tot dodelijk letsel aan de baby,ongeacht de ernst van de botsing. Wij radenu aan kinderen altijd in een kinderzitje op deachterbank te voeren, de best beschermdepositie in het geval van een aanrijding.(Universele( kinderzitjesDe afbeeldingen in de volgende paragrafen zijnvoorbeelden van elk type universeel kinderzitje.Kenmerkende installaties worden getoond. In-stalleer altijd uw kinderzitje volgens de aanwij-zingen van de fabrikant van het kinderzitje, diemeegeleverd moeten zijn met dit type veilig-heidssysteem.Zie de paragraaf "Kinderzitjes installeren metde veiligheidsgordels" voor de stappen om deveiligheidsgordel over het kinderzitje vast temaken.Kinderzitjes met ISOFIX-ankerpunten zijn be-schikbaar om het kinderzitje in de auto te instal-leren zonder de veiligheidsgordels van de autogebruiken.Groep 0 en 0+Veiligheidsdeskundigen raden aan om kinderenzo lang mogelijk naar achteren gericht in hetvoertuig te vervoeren. Baby’s tot 13 kg moet ineen naar achter gericht kinderzitje worden ver-voerd, zoals getoond in afb. 0-13 kg. Dit typekinderzitje ondersteunt het hoofd van het kinden oefent geen kracht uit op de nek bij eenplotselinge vertraging of een botsing.53
Pagina: 50
Het naar achteren gerichte kinderzitje wordttegengehouden door de veiligheidsgordels, zo-als weergegeven in afb. 0-13 kg. Het kinderzitjebeschermt het kind met zijn eigen vierpuntsgor-del.WAARSCHUWING!• Plaats nooit een naar achter gericht kin-derzitje voor een airbag. Als de geavan-ceerde frontairbag aan de passagierszijdewordt opgeblazen, kan een kind van 12 ofjonger, ook een kind in een kinderzitjetegen de rijrichting in, ernstig of dodelijkletsel oplopen.• Gebruik alleen een naar achter gerichtkinderzitje in een auto met achterbank.Groep 1Kinderen met een gewicht tussen 9 kg en 18 kgkunnen worden vervoerd in een naar vorengericht zitje van Groep 1, zoals afgebeeld inafb. 9-15 kg. Dit type kinderzitje is geschikt vooroudere kinderen die te groot zijn voor eenkinderzitje van Groep 0 or 0+.Groep 2Kinderen met een gewicht van 15 kg tot 25 kgdie te groot zijn voor het kinderzitje van Groep1, kunnen gebruikmaken van een kinderzitjevan Groep 2.Zoals aangegeven in afb. 15-25 kg, plaatst hetkinderzitje van Groep 2 het kind correct tenopzichte van de veiligheidsgordel, zodanig datde schoudergordel de borst van het kind kruisten niet de nek, en dat de heupgordel strak overhet bekken loopt en niet de buik.54